ECLI:NL:CRVB:2007:BB4157

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/5324 WAO + 04/5325 WAO + 05/3573 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten en wettelijke rente na intrekking hoger beroep door appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op 21 september 2007 in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep werd ingetrokken omdat het Uwv geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. De Raad heeft vervolgens geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld. De proceskosten in hoger beroep zijn vastgesteld op € 322,--. Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering aan appellante. De Raad verwijst hierbij naar eerdere uitspraken over de berekening van de wettelijke rente.

De uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en socialezekerheidsrecht, waarbij de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn toegepast. De Raad heeft vastgesteld dat de nieuwe beslissing op bezwaar van 31 juli 2006 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoetkwam, wat de basis vormde voor de veroordeling van het Uwv in de proceskosten en de schadevergoeding.

De uitspraak benadrukt het belang van de vergoeding van proceskosten en wettelijke rente in gevallen waar het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener van het beroepschrift tegemoetkomt. De Raad heeft ook opgemerkt dat de kosten die appellante heeft gemaakt voor medische inlichtingen reeds door het Uwv en de rechtbank zijn beoordeeld, en dat deze kosten niet opnieuw in deze uitspraak zijn meegenomen. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, J.E.M.J. Hetharie.

Uitspraak

04/5324 WAO
04/5325 WAO
05/3573 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in de artikelen 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 16 augustus 2004, 02/116 en 03/802 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 21 september 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E. van den Boogaard, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 31 augustus 2006 heeft mr. Van den Boogaard, voornoemd, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de door appellante geleden schade (wettelijke rente en belastingschade) alsmede te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat de nieuwe beslissing op bezwaar van 31 juli 2006 geheel aan de bezwaren van appellante tegemoetkomt.
Nu het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uwv geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoet gekomen, ziet de Raad aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Wat betreft de kosten in bezwaar en in beroep, waaronder de kosten van de medische inlichtingen, merkt de Raad op dat omtrent die kosten reeds is beslist door respectievelijk het Uwv en de rechtbank.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, derhalve begroot op € 322,-- in hoger beroep.
Voorts overweegt de Raad het Uwv overeenkomstig het verzoek van appellante ook te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de aan appellante verschuldigde wettelijke rente over die na te betalen uitkering dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van
1 november 1995, gepubliceerd in JB 1995, 314.
Voor de vaststelling van de belastingschade gelden de regels die zijn weergegeven in de uitspraak van de Raad van 26 februari 1998, LJN: ZB7523, waarbij de Raad aantekent, naar hij reeds eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 23 april 1998, LJN: ZB7910, dat (eventueel) te maken redelijke kosten ter vaststelling van die schade ook voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot vergoeding van de schade als hiervoor is aangegeven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag groot € 322,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het betaalde griffierecht van € 102,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.E.M.J. Hetharie als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 september 2007.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) J.E.M.J. Hetharie.
JL