ECLI:NL:CRVB:2007:BB3548

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-6604 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vervolgaanvraag om vergoeding van sportschoollidmaatschap door een oorlogsgetroffene

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 augustus 2007 uitspraak gedaan over de afwijzing van een vervolgaanvraag door appellante, een oorlogsgetroffene, voor een vergoeding van de kosten van haar sportschoollidmaatschap. Appellante, geboren in 1950, was gelijkgesteld met de vervolgde op basis van psychische klachten die verband hielden met de vervolging van haar vader. In april 2006 diende zij een aanvraag in bij de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarin zij stelde dat het lidmaatschap van de sportschool noodzakelijk was voor haar sporttherapie, voorgeschreven door haar huisarts en psychotherapeut, om vereenzaming en depressie tegen te gaan.

De verweerster, de Pensioen- en Uitkeringsraad, heeft de aanvraag afgewezen op 24 mei 2006, en dit besluit werd later bevestigd in het bestreden besluit van 16 november 2006. De Raad oordeelde dat de gevraagde voorziening niet medisch noodzakelijk was, omdat sporten geen gangbare behandeling is voor psychische klachten en er geen medische behandeling door gekwalificeerd personeel in de sportschool plaatsvond. De Raad concludeerde dat de zienswijze van verweerster niet in strijd was met een redelijke uitleg van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen grond was voor vernietiging van het bestreden besluit. Ook was er geen aanleiding om proceskosten te vergoeden op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter, met G.L.M.J. Stevens en C.G. Kasdorp als leden, en J.P. Schieveen als griffier.

Uitspraak

06/6604 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], (hierna: appellante)
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 30 augustus 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerster van 16 november 2006, kenmerk JZ/Y70/2006 (hierna: bestreden besluit), genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2007. Appellante is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A. Bierenbroodspot, advocaat te Amsterdam, terwijl verweerster zich heeft laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
Blijkens de gedingstukken is appellante, geboren in 1950, met toepassing van artikel 3, tweede lid (oud), van de Wet gelijkgesteld met de vervolgde. Hierbij is aanvaard dat de psychische klachten van appellante in overwegende mate verband houden met de bij haar vader door de vervolging ontstane ziekten of gebreken.
In april 2006 heeft appellante bij verweerster een vervolgaanvraag ingediend om toekenning van een vergoeding van de kosten van lidmaatschap van een sportschool. Appellante heeft hierbij aangegeven dat zij deze voorziening - naar is voorgeschreven door haar huisarts en haar psychotherapeut - bij wijze van sporttherapie nodig heeft om vereenzaming tegen te gaan, tegen haar depressie en om meer weerbaarheid op te bouwen.
Verweerster heeft die aanvraag afgewezen bij besluit van 24 mei 2006, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, op de grond dat de gevraagde voorziening in verband met de psychische klachten van appellante niet medisch nood-zakelijk is. Hierbij is overwogen dat sporten geen gangbare behandeling is van psychische klachten en dat in een sportschool ook geen sprake is van een medische behandeling door medisch gekwalificeerd personeel.
De Raad acht deze, aan medisch advies van haar geneeskundig adviseurs ontleende, zienswijze van verweerster niet in strijd met een redelijke uitleg en toepassing van artikel 20 van de Wet. Vaststaat dat het bij de onderhavige deelname aan sportactiviteiten in een sportschool niet gaat om een medische behandeling, noch om activiteiten die met een medische behandeling noodzakelijkerwijs direct verband houden. Dat die activiteiten door de appellante behandelend artsen zijn aangeraden en appellante ook, zoals in beroep onder verwijzing naar brieven van de psychiater J.H. Bent is aangevoerd, van die activiteiten en het effect daarvan op gezette tijden verslag doet aan haar psychotherapeut, leidt niet tot een ander oordeel. Dit geldt ook voor de namens appellante nog naar voren gebrachte algemene notie dat sportactiviteiten een heilzaam effect kunnen hebben op psychische klachten, en de omstandigheid dat een zodanig effect naar mededeling van appellante in haar geval ook daadwerkelijk is opgetreden.
Gezien het vorenstaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en
C.G. Kasdorp als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2007.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) J.P. Schieveen.
HD
30.07