ECLI:NL:CRVB:2007:BB3225
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- L.H. Waller
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag wegens onvoldoende bijdrage aan onderhoud kinderen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 27 mei 2005, waarin het beroep tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 24 oktober 2003 niet-ontvankelijk werd verklaard. De Svb had eerder, op 2 april 2002, aan appellant meegedeeld dat hij geen recht had op kinderbijslag voor zijn kinderen Malika, Brahim, Rachid en Zohra, omdat hij niet had aangetoond dat hij in belangrijke mate in het onderhoud van zijn kinderen had bijgedragen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Svb verklaarde het bezwaar ongegrond voor het vierde kwartaal van 2001. Later, op 24 oktober 2003, trok de Svb dit besluit in en kende alsnog kinderbijslag toe voor het vierde kwartaal van 2001, maar beperkte de heroverweging tot dit kwartaal.
Appellant ging in hoger beroep en stelde dat impliciet ook bezwaar was gemaakt tegen de weigering van kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2002. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het besluit van 2 april 2002 enkel betrekking had op het vierde kwartaal van 2001 en het eerste kwartaal van 2002, maar dat de Svb zich terecht had beperkt tot het vierde kwartaal van 2001 in haar heroverweging. De Raad concludeerde dat appellant in zijn bezwaarschriften en tijdens de hoorzitting expliciet had aangegeven dat het bezwaar zich beperkte tot het vierde kwartaal van 2001.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met T.L. de Vries als voorzitter en H.J. Simon en L.H. Waller als leden, in aanwezigheid van griffier A.H. Polderman-Eelderink.