ECLI:NL:CRVB:2007:BB1382
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- P.E. Broekman
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de intrekking van haar bijstandsuitkering werd bevestigd. Appellante had bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande ouder. De gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door het College van burgemeester en wethouders, had echter geconcludeerd dat appellante in een gezamenlijke huishouding leefde met haar echtgenoot, wat haar recht op bijstand beïnvloedde. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante in de periode van 1 tot 28 februari 2005 niet als ongehuwd kon worden aangemerkt, omdat zij niet duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenoot. De Raad oordeelde dat het College op basis van de WWB bevoegd was om de bijstand van appellante in te trekken, maar dat het College een onjuiste maatstaf had aangelegd door te toetsen aan de gezamenlijke huishouding in plaats van de duurzame scheiding. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Tevens is het College veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.288,--. De uitspraak is openbaar gedaan op 7 augustus 2007, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen.