ECLI:NL:CRVB:2007:BB1060
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake AOW-rechten en terugverwijzing naar rechtbank
In deze zaak heeft appellant, een Marokkaanse burger, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 augustus 2006, waarin zijn bezwaar tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk werd verklaard. De Svb had op 15 mei 2003 aan appellant een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend, maar met een korting van 96% vanwege niet-verzekerde perioden. Appellant stelde dat de Svb ten onrechte niet alle gewerkte perioden had meegeteld voor het aantal verzekerde jaren.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 26 juli 2007 het hoger beroep tegen het eerste besluit van de Svb niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant de termijn voor het indienen van bezwaar niet had gerespecteerd. De Raad heeft echter het beroep tegen het tweede besluit van de Svb, waarin het bezwaar alsnog ontvankelijk werd verklaard maar ongegrond, ter verdere behandeling terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om schadevergoeding toe te kennen aan appellant.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de gevolgen van niet-ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedures. De Raad heeft de zaak terugverwezen om te voorkomen dat appellant zijn recht op een verdere beoordeling zou verliezen, gezien de complexiteit van de AOW-regelgeving en de specifieke omstandigheden van de appellant.