ECLI:NL:CRVB:2007:BB0646

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-2179 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WUV-uitkering aan erkende vervolgde op basis van psychische klachten

In deze zaak heeft appellante beroep ingesteld tegen een besluit van verweerster, de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat haar aanvraag voor een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV) heeft geweigerd. De weigering was gebaseerd op het oordeel dat de psychische klachten van appellante, die in 1933 is geboren, niet hebben geleid tot een verminderd functioneren zoals bedoeld in artikel 7 van de WUV. Appellante had eerder al bijzondere voorzieningen gekregen, maar de gevraagde uitkering werd afgewezen op basis van medisch advies.

Tijdens de zitting op 31 mei 2007 heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat van appellante, de argumenten toegelicht. Verweerster werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad heeft de medische adviezen van twee geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad in overweging genomen, die concludeerden dat de psychische klachten van appellante mild van aard zijn en geen significante beperkingen met zich meebrengen in haar dagelijks leven.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het bestreden besluit deugdelijk is voorbereid en gemotiveerd. De Raad heeft geen aanleiding gevonden om te twijfelen aan de juistheid van de medische adviezen en heeft vastgesteld dat de psychische klachten van appellante niet hebben geleid tot blijvende invaliditeit. De Raad heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan op 12 juli 2007 door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

06/2179 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante] (hierna: appellante)
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
datum uitspraak: 12 juli 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerster van 17 maart 2006, kenmerk JZ/070/2006 (hierna: bestreden besluit), genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2007. Voor appellante is daar verschenen mr. J.C.M. van Berkel, advocaat te Sittard, terwijl verweerster zich heeft laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
Blijkens de gedingstukken heeft verweerster appellante (geboren in 1933) bij besluit van 18 oktober 2005, zoals na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, erkend als vervolgde in de zin van de Wet en haar als zodanig enige bijzondere voorzieningen toegekend. Een door appellante tevens gevraagde periodieke uitkering ingevolge de Wet is geweigerd op de aan ingewonnen medisch advies ontleende grond dat haar in verband met de vervolging staande ziekten en/of gebreken - te weten psychische klachten - niet hebben geleid tot een verminderd functioneren als bedoeld in artikel 7 van de Wet. De knie- en gehoorklachten van appellante alsmede haar hypertensie en platvoeten zijn niet aanvaard als staande in verband met de ondergane vervolging.
In beroep heeft appellante zich met name gekeerd tegen verweersters oordeel over de gevolgen van haar psychische klachten.
De Raad overweegt ter zake als volgt.
Verweersters besluit is in overeenstemming met adviezen van een tweetal geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Deze adviezen berusten op de resultaten van een door één van deze adviseurs, de arts G. Kho, ingesteld onderzoek van appellante, alsmede op informatie uit de behandelende sector en een rapport van onderzoek van appellante door de arts A.S.E.P. Textor, geneeskundig adviseur van de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling. In genoemde adviezen is aangegeven dat uit de verkregen medische gegevens naar voren komt dat de causale psychische klachten van appellante - die sedert 1996 niet meer werkzaam is - heel mild van aard zijn, en dat zij daarvan in vergelijking met leeftijdgenoten geen tot lichte beperkingen ondervindt in het leven van alledag.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van deze adviezen deugdelijk voorbereid en gemotiveerd.
De voorhanden gegevens bieden geen houvast om te twijfelen aan de juistheid van verweersters aan genoemde medische adviezen ontleende opvatting dat de psychische klachten van appellante ten tijde hier van belang niet tot invalidering in de zin van de Wet hebben geleid. In het bijzonder heeft de Raad geen aanleiding gevonden om appellante te volgen in haar opvatting dat er een discrepantie bestaat tussen de bevindingen van de artsen Kho en Textor. Naar het oordeel van de Raad blijkt uit de hierboven genoemde onderzoeken dat beide artsen de conclusie hebben getrokken dat sprake is van causaal psychisch letsel, maar dat dit letsel niet heeft geleid tot blijvende invaliditeit.
Gezien het vorenstaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.R. Geerling-Brouwer als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en P.J. Stolk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2007.
(get.) H.R. Geerling-Brouwer.
(get.) J.P. Schieveen.