ECLI:NL:CRVB:2007:BA8583

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5021 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding wettelijke rente en kosten rechtsbijstand in hoger beroep tegen het Uwv

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door K. Abel van Juricon Adviesgroep B.V., hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Assen van 14 juli 2006. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 juni 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de vergoeding van wettelijke rente en kosten voor rechtsbijstand. Appellante trok haar hoger beroep in, maar verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot betaling van de wettelijke rente. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met een nieuwe beslissing op bezwaar op 30 oktober 2006 aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, wat aanleiding gaf om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. De kosten voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep zijn begroot op € 322,--. De Raad heeft ook opgemerkt dat appellante zich met een verzoek om vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv kan wenden. De uitspraak is gedaan door J. Janssen, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De Raad heeft het Uwv ook veroordeeld in de kosten van appellante, inclusief de kosten van een deskundige die verslag heeft uitgebracht, ondanks dat de rapportages niet hebben bijgedragen aan de gewijzigde beslissing van het Uwv. De totale kosten die het Uwv moet vergoeden aan appellante bedragen € 947,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Uitspraak

06/5021 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 14 juli 2006, 05/412 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv)
Datum uitspraak: 29 juni 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft K. Abel, werkzaam bij Juricon Adviesgroep B.V., hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 4 december 2006 heeft K. Abel namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot betaling van de wettelijke rente.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat de behandeling ter zitting van het verzoek om vergoeding van de proceskosten achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat de gemachtigde van appellante het hoger beroep heeft ingetrokken aangezien het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar van 30 oktober 2006 aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Nu aldus aan appellante is tegemoetgekomen, is er aanleiding het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering.
Voorts is er aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten van appellante.
Het Uwv heeft in het verweerschrift aangegeven in te stemmen met een veroordeling in de kosten van rechtsbijstand maar dat een vergoeding van de kosten van een deskundige, die op verzoek van appellante verslag heeft uitgebracht, niet is aangewezen aangezien appellante door de rechtbank voor wat betreft de medische aspecten niet in het gelijk is gesteld en het verslag ook anderszins niet heeft bijgedragen aan de nieuwe beslissing op bezwaar, waarbij het Uwv zijn standpunt louter op arbeidskundige gronden heeft verlaten.
De Raad onderschrijft dit standpunt niet en is van oordeel dat het inschakelen van de deskundige betrekking heeft gehad op het punt van geschil. Dat appellante voor wat betreft de medische aspecten door de rechtbank niet in het gelijk is gesteld en dat de rapportages van de deskundige ook anderszins niet hebben bij gedragen aan de gewijzigde beslissing, waarbij het Uwv zijn standpunt op louter arbeidskundige gronden heeft verlaten, doet hieraan niets af.
De ingebrachte nota’s ad € 625,-- komen derhalve voor vergoeding in aanmerking.
Wat betreft de kosten van verleende rechtsbijstand merkt de Raad op dat, aangezien de rechtbank bij de aangevallen uitspraak reeds ten aanzien van de kosten in verband met de procedure in beroep heeft beslist en het Uwv in de nieuwe beslissing op bezwaar van
30 oktober 2006 reeds ten aanzien van de kosten in bezwaar heeft beslist, thans slechts de in hoger beroep gemaakte kosten ter beoordeling staan.
De kosten voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,--.
Voorts merkt de Raad nog op dat uit het bepaalde in artikel 22, vijfde lid, van de Beroepswet volgt dat appellante zich met een verzoek om vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan wenden.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot vergoeding van de wettelijke rente zoals in rubriek II van deze uitspraak aangegeven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellante tot een bedrag van € 947,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2007.
(get.) J. Janssen.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
MK