ECLI:NL:CRVB:2007:BA8242
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Herziening grondslag periodieke WUV-uitkering afgewezen na verzoek appellant
In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij zijn verzoek om herziening van de grondslag van zijn periodieke uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 werd afgewezen. Appellant, geboren in 1940, heeft tijdens de Japanse bezetting van het voormalige Nederlands-Indië vervolging ondergaan en ontving sinds 1990 een periodieke uitkering, vastgesteld op Rp 240.000,- per maand. Deze uitkering was gebaseerd op het inkomen dat appellant als verkoper bij een koeltechnisch bedrijf zou hebben verdiend.
In januari 2005 verzocht appellant om herziening van de grondslag van zijn uitkering, onderbouwd met nieuwe informatie over zijn eerdere functies en inkomsten. De verweerster heeft dit verzoek echter afgewezen, omdat appellant geen relevante nieuwe feiten of gegevens had aangedragen die de eerdere vaststelling van de uitkering in een nieuw licht zouden plaatsen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de door appellant ingebrachte gegevens onvoldoende waren om aan te tonen dat de grondslag van zijn uitkering destijds te laag was vastgesteld.
De Raad oordeelde dat de bevoegdheid van de verweerster om de uitkering te herzien discretionair van aard is en dat de wijze waarop deze bevoegdheid is uitgeoefend met terughoudendheid moet worden getoetst. De Raad concludeerde dat appellant niet in staat was om aan te tonen dat er nieuwe feiten waren die een herziening van het besluit rechtvaardigden. Daarom werd het beroep van appellant ongegrond verklaard en werd er geen vergoeding van proceskosten toegekend.