[betrokkene] (hierna: betrokkene),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 20 december 2005, 05/3935 (hierna: aangevallen uitspraak),
de onderlinge waarborgmaatschappij Zorg en Zekerheid U.A, gevestigd te Leiden (hierna: Zorg en Zekerheid)
Datum uitspraak: 26 juni 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.T.F. van Berkel, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Zorg en Zekerheid heeft een verweerschrift ingediend en, desgevraagd, nadere stukken ingezonden.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 12 juni 2007, waar partijen niet zijn verschenen.
Voor een overzicht van de feiten en omstandigheden en de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, met bepalingen over het griffierecht en de proceskosten van het beroep, het beroep van appellante tegen het besluit op bezwaar van Zorg en Zekerheid van 3 mei 2005 gegrond verklaard, dit besluit wegens strijd met het vertrouwensbeginsel vernietigd, en bepaald dat Zorg en Zekerheid met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit dient te nemen op het bezwaar van appellante tegen het primaire besluit van 29 juni 2004. De rechtbank heeft Zorg en Zekerheid niet veroordeeld in de kosten van het bezwaar en evenmin tot schadevergoeding.
Het hoger beroep van appellante strekt ertoe dat de Raad:
- Zorg en Zekerheid alsnog veroordeelt in de kosten van appellante in verband met de behandeling van het bezwaar tegen het primaire besluit;
- Zorg en Zekerheid alsnog veroordeelt tot vergoeding van de - beweerdelijk - door appellante als gevolg van het onrechtmatige besluit op bezwaar geleden schade, bestaande uit een bedrag van € 255,-- aan misgelopen no claim korting.
De Raad is, met de rechtbank en op de door rechtbank aangegeven gronden, van oordeel dat het primaire besluit niet onrechtmatig was. Voor een veroordeling in de kosten van het bezwaar is daarom geen ruimte.
Uit de door Zorg en Zekerheid ingezonden nadere stukken - op de inhoud waarvan namens appellante niet is gereageerd - blijkt dat appellante in 2005 een zodanig bedrag aan overige ziektekosten ten laste van haar ziekenfondsverzekering heeft gedeclareerd, dat zij ook zonder de alsnog door Zorg en Zekerheid vergoede ingreep geen recht zou hebben op teruggave van enig bedrag aan no claim korting. Van door appellante geleden schade is daarom geen sprake.
Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd. Met verwijzing naar zijn uitspraak van 23 september 2003 (LJN: AN8059) zal de Raad het verzoek om schadevergoeding - uitdrukkelijk - afwijzen.
De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
Wijst het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2007.