ECLI:NL:CRVB:2007:BA7735

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/2481, 05/4080 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Ch. van Voorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Arnhem inzake schadevergoeding en wettelijke rente door Uwv

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. P.J. van ‘t Hoff, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 maart 2005. De rechtbank had in deze uitspraak de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in het ongelijk gesteld. Op 16 april 2007 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om schadevergoeding en vergoeding van proceskosten. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, met name artikel 8:73a en artikel 8:75a, die betrekking hebben op de vergoeding van schade en proceskosten bij intrekking van het beroep. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv bij een nieuw besluit op bezwaar van 12 april 2007 geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. Hierdoor was de Raad van mening dat het Uwv moest worden veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering, die verschuldigd was vanaf 31 december 2003.

Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv ook in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld, welke kosten zijn begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van griffier A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen, en is openbaar uitgesproken op 20 juni 2007.

Uitspraak

05/2481, 05/4080 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in de artikelen 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 maart 2005, 04/2724 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 juni 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.J. van ‘t Hoff, werkzaam bij Stichting Rechtsbijstand te Tilburg, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij faxbericht van 16 april 2007 heeft mr. Van ‘t Hoff namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen tot schadevergoeding (wettelijke rente) en te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het Uwv bij het nieuwe besluit op bezwaar van 12 april 2007 geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant.
De Raad ziet dan ook aanleiding om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. De wettelijke rente is verschuldigd ten aanzien van een eerste uitkeringstermijn ingaande 31 december 2003.
Voorts is er aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot vergoeding van de wettelijke rente zoals in rubriek II van deze uitspraak aangegeven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellant tot een bedrag van € 322,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2007.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen.