ECLI:NL:CRVB:2007:BA7324
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen de Sociale Verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2005. De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift prematuur was ingediend. Betrokkene had op 16 november 2005 een brief gestuurd naar de rechtbank, waarin hij beroep instelde tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar van 10 maart 2004. Deze brief werd ten onrechte door de rechtbank doorgestuurd naar de Centrale Raad als hoger-beroepschrift.
De Centrale Raad heeft vastgesteld dat de brief van betrokkene geen hoger beroep inhoudt, maar een verzoek om een passende vergoeding of smartengeld. De Raad heeft de Svb in de gelegenheid gesteld om een schikkingsvoorstel te doen, maar betrokkene heeft dit voorstel verworpen. De Raad heeft vervolgens besloten dat de nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek is gesloten.
De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank zich ervan bewust was dat de uitkomst voor betrokkene onbevredigend was, maar dat dit niet leidde tot gegrondverklaring van het beroep. De Raad heeft zich onbevoegd verklaard en bepaald dat de griffier van de Raad het door betrokkene betaalde griffierecht dient terug te betalen. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen.