ECLI:NL:CRVB:2007:BA7229
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep door bestuursorgaan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het verzoek van verzoekster om proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep door het Uwv. Het hoger beroep werd ingetrokken op 13 december 2006, waarna verzoekster op 25 januari 2007 verzocht om een integrale proceskostenveroordeling. De Raad overweegt dat op basis van artikel 21a van de Beroepswet het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten, maar dat dit verzoek voor de kosten in eerste aanleg moet worden afgewezen. De rechtbank had het Uwv al veroordeeld tot een bedrag van € 644,-- in de eerdere uitspraak, en aangezien verzoekster geen hoger beroep had ingesteld, heeft deze uitspraak gezag van gewijsde gekregen. De Raad is niet bevoegd om opnieuw in deze kosten te oordelen.
Verder wordt in de uitspraak ingegaan op de mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden af te wijken van de forfaitaire tarieven zoals vastgelegd in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad concludeert dat de argumenten van verzoekster, met name over de proceshouding van het Uwv, niet voldoende zijn om te spreken van bijzondere omstandigheden die een afwijking rechtvaardigen. Er zijn geen aanwijzingen dat het Uwv ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld, zoals in eerdere jurisprudentie is vastgesteld.
De Raad besluit uiteindelijk om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 644,00, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 30 mei 2007.