ECLI:NL:CRVB:2007:BA7207

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/5961 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding beroepstermijn en verschoonbaarheid in sociale verzekeringsrecht

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin zijn beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk werd verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. De rechtbank had vastgesteld dat de termijn voor het indienen van beroep op 4 juli 2006 was verstreken, en dat appellant geen verschoonbare reden had aangevoerd voor deze termijnoverschrijding. Appellant stelde dat verwarring was ontstaan door contacten met de Svb die ook betrekking hadden op een aanvraag van zijn echtgenote, en dat hij afhankelijk was van informatie van zijn werkgever voor het opstellen van het beroepschrift. Hij was in de veronderstelling dat de termijn eindigde op 11 juli 2006, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het de eigen verantwoordelijkheid van appellant was om de termijn in de gaten te houden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en gaf aan dat appellant een nieuwe aanvraag om vrijstelling kan indienen bij de Svb. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen, op 2 mei 2007.

Uitspraak

06/5961 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 6 september 2006, 06/3631 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb)
Datum uitspraak: 9 mei 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2007. Appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G. van der Schuur, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank. Ter zitting is als door appellant meegebrachte getuige gehoord zijn echtgenote [echtgenote].
II. OVERWEGINGEN
Appellant heeft bij brief van 6 juli 2006, ter post bezorgd op 7 juli 2006 en bij de rechtbank ontvangen op 10 juli 2006, beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van de Svb van 22 mei 2006, verzonden op 23 mei 2006. Bij het besluit van 22 mei 2006 heeft de Svb gehandhaafd de afwijzing van de aanvraag van appellant om vrijstelling op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet financiering sociale verzekeringen van de verzekeringsplicht voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Zorgverzekeringswet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat 4 juli 2006 de laatste dag is waarop tijdig beroep kon worden ingesteld, dat deze termijn is overschreden en dat geen sprake is van verschoon-baarheid van de termijnoverschrijding. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de termijn-overschrijding wel verschoonbaar is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij, afgaande
op mededelingen van de Svb, voor het opstellen van een beroepschrift afhankelijk was van informatie van zijn werkgever en dat die informatie lange tijd is uitgebleven. Verder heeft hij aangevoerd dat hij, mede naar aanleiding van een mededeling van een van de medewerkers van zijn werkgever, in de veronderstelling verkeerde dat de beroepstermijn eindigde op 11 juli 2006.
De echtgenote van appellant heeft verklaard dat bij appellant verwarring is ontstaan, doordat de contacten die gedurende de beroepstermijn met de Svb plaatsvonden (ook) betrekking hadden op de - gelijksoortige - aanvraag van haar.
De Raad ziet, evenals de rechtbank, geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Het is en blijft de eigen verantwoordelijkheid van appellant om de beroepstermijn in de gaten te houden en tijdig de nodige stappen te zetten. In dat verband valt in het bijzonder niet in te zien waarom niet eerder dan op 5 juli 2006 (de dag na die waarop de beroepstermijn was verstreken) contact is gezocht met de rechtbank.
Dit betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
Voor de goede merkt de Raad ten slotte nog op dat appellant een nieuwe aanvraag om vrijstelling kan indienen bij de Svb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2007.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R.L. Rijnen.
PR/080507