ECLI:NL:CRVB:2007:BA7207
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Overschrijding beroepstermijn en verschoonbaarheid in sociale verzekeringsrecht
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin zijn beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk werd verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. De rechtbank had vastgesteld dat de termijn voor het indienen van beroep op 4 juli 2006 was verstreken, en dat appellant geen verschoonbare reden had aangevoerd voor deze termijnoverschrijding. Appellant stelde dat verwarring was ontstaan door contacten met de Svb die ook betrekking hadden op een aanvraag van zijn echtgenote, en dat hij afhankelijk was van informatie van zijn werkgever voor het opstellen van het beroepschrift. Hij was in de veronderstelling dat de termijn eindigde op 11 juli 2006, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het de eigen verantwoordelijkheid van appellant was om de termijn in de gaten te houden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en gaf aan dat appellant een nieuwe aanvraag om vrijstelling kan indienen bij de Svb. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen, op 2 mei 2007.