ECLI:NL:CRVB:2007:BA7204

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/6893 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.J. van der Net
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van termijnoverschrijding bij bezwaar tegen besluit Uwv

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 27 oktober 2006, waarin het bezwaar van appellante tegen een besluit van het Uwv niet ontvankelijk werd verklaard. Het Uwv had in zijn besluit van 27 januari 2006 gesteld dat appellante de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift had overschreden. De rechtbank oordeelde dat het besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt en dat er geen redenen waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Appellante was niet verschenen ter zitting, terwijl het Uwv zich had laten vertegenwoordigen door mr. D.M. Rensema.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad benadrukte dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was, ook niet vanwege vakantie of verblijf in het buitenland. Appellante had in hoger beroep in wezen dezelfde argumenten herhaald als in eerste aanleg, die door de rechtbank al gemotiveerd waren verworpen. De Raad oordeelde dat het Uwv niet verplicht was om het besluit ook aan het accountantskantoor van appellante te sturen, noch dat er een verplichting bestond om besluiten met verstrekkende gevolgen aangetekend te verzenden.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 mei 2007, door B.J. van der Net, in tegenwoordigheid van griffier R.E. Lysen.

Uitspraak

06/6893 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 27 oktober 2006, 06/1186 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 16 mei 2007.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad van 19 april 2007, waar appellante niet is verschenen, terwijl het Uwv zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. D.M. Rensema, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of het Uwv het bezwaar van appellante bij besluit van 27 januari 2006 op juiste gronden niet ontvankelijk heeft verklaard wegens het feit dat appellante bij het instellen van bezwaar de ingevolge de artikelen 6:7, 6:8; 6:9 en 6:10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gestelde termijn voor het indienen van een bezwaarschrift van zes weken, niet in acht heeft genomen en dat niet is gebleken van enige omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat appellante in verzuim is geweest.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en daarbij vastgesteld dat het besluit op een juiste wijze bekend is gemaakt door verzending van het besluit aan het door appellante opgegeven correspondentieadres, terwijl niet gebleken is dat appellante heeft verzocht om wijziging van het oorspronkelijk aan het Uwv opgegeven correspondentie-adres. Tevens is de rechtbank niet gebleken van redenen die de overschrijding van de wettelijke bezwaartermijn verschoonbaar doen zijn omdat volgens vaste jurisprudentie een termijnoverschrijding die zijn oorzaak vindt in een vakantie of een ander verblijf in het buitenland, niet verschoonbaar is.
De Raad onderschrijft dit oordeel van de rechtbank en overweegt dat hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd in essentie een herhaling is van hetgeen in eerste aanleg naar voren is gebracht en door de rechtbank terecht en gemotiveerd is verworpen. De Raad voegt daar aan toe dat het Uwv niet gehouden is een besluit als het onderhavige (eveneens) toe te zenden aan het accountantskantoor dat de meer reguliere werkzaamheden voor een klant verricht, dan wel dat er op het Uwv een verplichting rust om besluiten -zoals door appellante aangeduid- met verstrekkende gevolgen, aangetekend te verzenden.
Gezien het vorenstaande komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2007.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) R.E. Lysen.
PR/110507