ECLI:NL:CRVB:2007:BA6441
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens vertraging in betaling van uitwonendentoelage
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Dordrecht, waarin zijn beroep tegen een besluit van de IB-Groep ongegrond werd verklaard. Het geschil betreft een verzoek om schadevergoeding dat appellant had ingediend naar aanleiding van de vertraging in de betaling van een met terugwerkende kracht toegekende uitwonendentoelage. De IB-Groep had in juli 2003 een bedrag van € 53,97 toegekend als schadevergoeding, maar appellant was van mening dat deze vergoeding niet voldeed aan de schade die hij had geleden door de vertraging in de betaling.
De rechtbank oordeelde dat de schadevergoeding, zoals vastgelegd in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek, beperkt was tot de wettelijke rente over de hoofdsom gedurende de periode dat de IB-Groep in verzuim was. Appellant voerde in hoger beroep aan dat de schade voortvloeide uit een onrechtmatig besluit en niet enkel uit de vertraging in de betaling. Hij betoogde dat de rechtbank niet had ingegaan op de schade die hij had geleden door het niet verkrijgen van een rentedragende lening.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de vertraging in de voldoening van de geldsom inderdaad onder artikel 6:119 BW valt. De Raad wees erop dat de gestelde schade door het niet ontvangen van een rentedragende lening niet samenhangt met een besluit en daarom niet voor vergoeding in aanmerking komt. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om af te wijken van de wettelijke regeling en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.