ECLI:NL:CRVB:2007:BA5925
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vervoersvoorziening voor gewezen militair op basis van medische indicatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een gewezen militair, appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij hij aanspraak maakte op een kilometervergoeding voor het gebruik van zijn eigen auto, omdat hij door psychische problemen niet in staat zou zijn om met het openbaar vervoer te reizen. De staatssecretaris van Defensie had in zijn besluit aangegeven dat de gevraagde vervoersvoorziening niet uit medisch oogpunt wenselijk was, wat appellant betwistte. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische gegevens van appellant en de relevante wetgeving, zoals de Kaderwet militaire pensioenen en de Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers.
De Raad oordeelde dat de staatssecretaris geen onjuiste maatstaf had aangelegd bij het beoordelen van de aanvraag voor de vervoersvoorziening. De Raad benadrukte dat een voorziening uit medisch oogpunt alleen aangewezen is als er een situatie ontstaat die ongewenst of onaanvaardbaar is bij het ontbreken van die voorziening. De Raad concludeerde dat de psychische klachten van appellant niet van dien aard waren dat het gebruik van openbaar vervoer onmogelijk was, en dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de gevraagde voorziening niet medisch noodzakelijk was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen gezien voor vergoeding van proceskosten.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2007, met W.M. Szabo als griffier.