ECLI:NL:CRVB:2007:BA5886
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- G.F. Walgemoed
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit WUV-uitkering en vaststelling grondslag
In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat op 25 oktober 2006 is genomen. Dit besluit betreft de uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV). Appellant, geboren in 1940, is in september 2004 erkend als vervolgde en heeft psychische klachten die in causaal verband staan met zijn vervolging. Hij ontving eerder een vergoeding voor huishoudelijke hulp, maar na een nieuwe aanvraag in augustus 2005 heeft de verweerster bepaald dat appellant in beginsel recht heeft op een periodieke uitkering op basis van de WUV, maar dat een toeslag op basis van de WUBO gunstiger zou zijn. Appellant is van mening dat de grondslag van de periodieke uitkering ten onrechte is vastgesteld op het minimum en dat deze op basis van zijn verdiensten als zelfstandig installateur en loodgieter veel hoger zou moeten zijn. Hij stelt dat hij zijn werkactiviteiten heeft moeten verminderen door zijn psychische klachten.
De Raad heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. De Raad overweegt dat appellant zijn werkzaamheden heeft beëindigd bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd en dat hij zelf heeft aangegeven in mei 2005 met pensioen te zijn gegaan. De Raad heeft geen aanleiding gevonden om de grondslag van de periodieke uitkering op een eerdere datum vast te stellen. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn psychische klachten eerder hebben geleid tot een verminderd functioneren. De Raad concludeert dat de verweerster terecht heeft vastgesteld dat de grondslag van de periodieke uitkering op het minimum moet worden gebaseerd, zoals vermeld in de WUV. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor proceskostenvergoeding.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij A. Beuker-Tilstra als voorzitter fungeerde, en de leden G.L.M.J. Stevens en G.F. Walgemoed. De uitspraak vond plaats op 16 mei 2007, in tegenwoordigheid van griffier W.M. Szabo.