ECLI:NL:CRVB:2007:BA5837
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- G.F. Walgemoed
- Rechtspraak.nl
Weigering van een voorziening in de kosten van aanschaf van een auto voor een uitkeringsgerechtigde in het kader van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2007 uitspraak gedaan over de weigering van een voorziening in de kosten van aanschaf van een auto voor appellant, die als uitkeringsgerechtigde is gelijkgesteld met vervolgde. Appellant, geboren in 1938, had in september 2005 een aanvraag ingediend bij de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad voor een vergoeding van de kosten van een auto. Deze aanvraag werd afgewezen op 20 april 2006, omdat verweerster van mening was dat appellant geen absolute verhindering had om gebruik te maken van taxi's of openbaar vervoer. Appellant betwistte deze afwijzing en voerde aan dat hij alleen onder begeleiding van zijn dochter gebruik kan maken van een taxi, wat door de beperkte beschikbaarheid van zijn dochter leidt tot een totale beperking in het gebruik van openbaar vervoer.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de verweerster een strikte toepassing van de wet hanteert, waarbij een absolute verhindering om gebruik te maken van openbaar vervoer of taxi's vereist is voor toekenning van de gevraagde voorziening. De Raad concludeerde dat, hoewel appellant geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, er geen onmogelijkheid is vastgesteld voor het gebruik van een taxi. Dit oordeel was gebaseerd op adviezen van geneeskundig adviseurs, die stelden dat appellant onder bepaalde omstandigheden wel gebruik kan maken van een taxi. De Raad oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag door verweerster deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd, en dat er geen grond was voor vernietiging van het bestreden besluit.
Uiteindelijk verklaarde de Raad het beroep van appellant ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, W.M. Szabo, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.