ECLI:NL:CRVB:2007:BA5787
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Weigering van een burger-oorlogsslachtoffer om in aanmerking te komen voor een toeslag op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij zijn aanvraag om als burger-oorlogsslachtoffer in aanmerking te komen voor een toeslag op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 werd afgewezen. De aanvraag was ingediend in februari 2005, maar verweerster heeft deze afgewezen op 16 augustus 2005, en dit besluit werd later gehandhaafd. De reden voor de afwijzing was dat appellant onvoldoende had aangetoond dat hij was getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wet.
Tijdens de zitting op 12 april 2007 is appellant verschenen met zijn advocaat, mr. J.J. Brosius, terwijl verweerster werd vertegenwoordigd door mr. A. den Held. Appellant, geboren in 1944 in het voormalige Nederlands-Indië, baseerde zijn aanvraag op herinneringen van zijn moeder aan oorlogservaringen. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de door appellant aangevoerde gebeurtenissen te algemeen waren en niet voldeden aan de specifieke criteria die in artikel 2 van de Wet zijn opgenomen. De Raad concludeerde dat er geen concrete gebeurtenissen waren die onder de definitie van oorlogsgeweld vielen, zoals vereist door de wet.
De Raad benadrukte dat het bestaan van relevante gebeurtenissen voorop staat en dat pas daarna kan worden vastgesteld of er sprake is van lichamelijk of psychisch letsel als gevolg van deze gebeurtenissen. De stelling van appellant dat zijn psychische klachten zouden kunnen wijzen op oorlogsgeweld, werd door de Raad verworpen, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De Raad besloot het beroep ongegrond te verklaren, waarmee de afwijzing van de aanvraag door verweerster in stand bleef.