ECLI:NL:CRVB:2007:BA5270
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Weigering van buitengewoon pensioen op basis van verzet tijdens de Japanse bezetting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het besluit van de Raadskamer WBP van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat op 19 januari 2006 was genomen. Appellant, geboren in 1925, had een aanvraag ingediend om erkend te worden als deelnemer aan het verzet in de zin van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, met het verzoek om toekenning van een buitengewoon pensioen. Hij stelde dat hij tijdens de Japanse bezetting in het voormalige Nederlands-Indië als lid van een verzetsorganisatie oranje V-tekens had gemaakt en wapens had verborgen. Tevens beweerde hij dat hij herhaaldelijk was gearresteerd en gemarteld door de bezetter.
De Raad overwoog dat de activiteiten die appellant had verricht, naar aard, omvang en frequentie van substantiële betekenis moesten zijn om als verzet in de zin van de Wet te worden erkend. De Raad concludeerde dat het lidmaatschap van een verzetsorganisatie op zichzelf niet voldoende was om aan te nemen dat het niveau van verzet was bereikt. De Raad stelde vast dat er geen objectieve gegevens waren over de redenen van de aanhoudingen van appellant en dat de activiteiten niet voldoende waren aangetoond om te voldoen aan de vereisten van de Wet.
Uiteindelijk oordeelde de Raad dat het bestreden besluit van de verweerster op goede gronden was genomen en dat er geen reden was om het besluit te vernietigen. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er werden geen termen gezien voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier W.M. Szabo.