ECLI:NL:CRVB:2007:BA2733

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-5697 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over te late aanvraag voor premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 26 augustus 2004, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellante had een aanvraag ingediend voor premiekorting in verband met een arbeidsgehandicapte werknemer, maar deze aanvraag was te laat ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 april 2007 uitspraak gedaan. Appellante stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat zij niet op de hoogte was van de termijn van één jaar voor het indienen van de aanvraag. Ze voerde aan dat de informatie hierover niet duidelijk was in de brochure van het Uwv en dat de aanvraagformulieren pas later beschikbaar waren. De Raad oordeelde echter dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en stelde dat de wet dwingend voorschrijft dat aanvragen binnen de gestelde termijn moeten worden ingediend. De Raad wees erop dat appellante de relevante wetgeving had kunnen en moeten kennen, en dat het niet vermelden van de termijn in de brochure niet afdoet aan de verplichting om tijdig een aanvraag in te dienen. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten, en bevestigde de beslissing van het Uwv om de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Uitspraak

04/5697 WAO
Centrale Raad van Beroep
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante]r (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 26 augustus 2004, 03/1077 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 4 april 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft G. Jongerling, werkzaam bij PD Salarisadvies B.V. te Apeldoorn, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2006. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door G. Jongerling. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
De Raad heeft het onderzoek heropend en daarbij aan het Uwv enkele vragen gesteld. Het Uwv heeft bij brief van 21 december 2006 geantwoord.
Met toestemming van partijen heeft de Raad vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Voor een overzicht van de feiten en de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met de vermelding
dat het Uwv bij besluit van 3 juli 2003, in bezwaar gehandhaafd bij besluit van
23 oktober 2003, de aanvraag van appellante om korting op de door haar ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO) en de Werkloosheidswet (hierna: WW) voor de arbeidsgehandicapte werknemer [naam werknemer] verschuldigde premies, niet in behandeling heeft genomen. De besluitvorming berust op de vaststelling door het Uwv dat de aanvraag (gedateerd 7 mei 2003, bij het Uwv ontvangen op 4 juni 2003) niet is gedaan binnen de termijn van één jaar na de indiensttreding van de betrokken arbeidsgehandicapte werknemer (1 april 2002), zoals is voorgeschreven in artikel 79b, eerste lid, van de WAO en de artikelen 82, tweede lid, en 82a, eerste lid, van de WW.
Appellante heeft tegen het besluit van 23 oktober 2003 beroep ingesteld en daarbij aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Appellante heeft de aanvraag niet eerder ingediend, omdat zij niet op de hoogte was van de termijn van één jaar. In de door het Uwv uitgegeven brochure “Een arbeidsgehandicapte in dienst nemen of houden” was die termijn aanvankelijk ook niet vermeld. Eerst vanaf december 2002 heeft het Uwv werkgevers daarover (actief) geïnformeerd. De door het Uwv voor het doen van aanvragen om premiekorting op grond van de vanaf 1 januari 2002 geldende wetgeving specifiek ontwikkelde formulieren zijn bovendien eerst in maart 2003 voor gebruik beschikbaar gekomen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van appellante verklaard dat, in afwachting van het beschikbaar komen van de specifieke aanvraagformulieren, met gebruikmaking van een oud formulier - dat betrekking had op de wetgeving vóór
1 januari 2002 - ten aanzien van [naam werknemer] een aanvraag om premiekorting over het jaar 2002 is gedaan, welk formulier in maart 2003 door het Uwv aan appellante is teruggezonden.
De Raad stelt bij zijn beoordeling voorop dat hij appellante niet kan volgen in de hiervoor weergegeven stelling. Niet alleen is deze stelling niet met toereikende bewijsstukken onderbouwd en heeft het Uwv zich daarover niet kunnen uitlaten, zij is bovendien niet
in overeenstemming te brengen met het gegeven dat eerder ter zitting van de rechtbank
is verklaard dat sprake is geweest van een met gebruikmaking van een oud formulier gedane aanvraag ten aanzien van een arbeidsgehandicapte werknemer van een andere werkgever (dan appellante). Die verklaring biedt juist geen steun voor de stelling van appellante. Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van termijnoverschrijding.
Met verwijzing naar zijn uitspraak van 4 mei 2005 (LJN: AT6665), overweegt de Raad vervolgens, dat de in artikel 79b, eerste lid, van de WAO en de artikelen 82, tweede lid, en 82a, eerste lid, van de WW neergelegde termijn een materiële (bevoegdheids- of
toepassings)voorwaarde is voor het gebruikmaken door het Uwv van de bevoegdheid om een aanvraag als hier aan de orde in te willigen. Vaststaat dat in dit geval die termijn is overschreden. Dat betekent dat de wet zich - dwingend - verzet tegen inwilliging van de aanvraag. De Raad wijst er in dit verband nog op, dat hij in de uitspraak van 4 mei 2005 uiteen heeft gezet dat en waarom (ook) de ratio van het wettelijke stelsel vergt dat de voorgeschreven termijn wordt gehandhaafd.
Bij de brief van 21 december 2006 heeft het Uwv - zakelijk weergegeven - uiteengezet dat het (niettemin) in zeer bijzondere omstandigheden een termijnoverschrijding
verschoonbaar acht, maar dat van dergelijke zeer bijzondere omstandigheden in dit
geval geen sprake is.
De Raad acht dit laatste standpunt van het Uwv juist. Ook de Raad stelt voorop dat de
betrokken bepalingen van de WAO en de WW duidelijk en ondubbelzinnig zijn en dat appellante die bepalingen had kunnen en moeten kennen. Dat in de door het Uwv
uitgegeven brochure de termijn van één jaar niet is vermeld, doet daaraan niet af. Dat de specifiek voor het doen van een aanvraag om premiekorting ontwikkelde formulieren pas in maart 2003 beschikbaar zijn gekomen, is evenmin van belang. Niet valt in te zien waarom appellante niet eerder, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een oud
formulier of door middel van een gewone brief, een aanvraag had kunnen indienen.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en L.F.M. Verhey als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 april 2007.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R.L. Rijnen.