ECLI:NL:CRVB:2007:BA2350
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum WAZ-uitkering en bijzondere omstandigheden bij aanvraag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 22 oktober 2001 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). Het Uwv had bij besluit van 16 april 2002 de uitkering toegekend met ingang van 22 oktober 2000, maar appellant was het niet eens met de ingangsdatum van de uitkering. Hij stelde dat hij om medische redenen niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen. De rechtbank oordeelde dat appellant redelijkerwijs eerder had moeten onderkennen dat hij arbeidsongeschikt was, gezien de signalen die hij had ontvangen over zijn gezondheidstoestand.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant, ondanks zijn psychische problemen, voldoende signalen had ontvangen die hem hadden moeten aanzetten tot het indienen van een aanvraag voor een WAZ-uitkering. De Raad wees erop dat appellant in de jaren 1997 en 1998 nog in dienstverband had gewerkt en eerder al een aanvraag had ingediend bij een particuliere verzekeringsmaatschappij. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de ingangsdatum van de uitkering anders zou moeten zijn dan vastgesteld door het Uwv.
De Raad overwoog verder dat appellant niet had aangetoond dat hij om psychische redenen niet in staat was om zijn situatie te beoordelen en dat de resultaten van het psychologisch onderzoek niet waren ingediend. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.