ECLI:NL:CRVB:2007:BA1961
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring in bezwaar bij WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 17 mei 2005, waarin zijn beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 maart 2007 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Winia van SRK Rechtsbijstand, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv, die op 30 juli 2004 zijn bezwaar tegen een eerder besluit niet-ontvankelijk verklaarde. Het Uwv had eerder besloten om de WAO-uitkering van appellant te herzien, maar dit besluit werd door appellant betwist.
Tijdens de zitting op 22 maart 2006 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. B.M. Kleijs. De Raad heeft het onderzoek heropend en aanvullende vragen gesteld aan mr. Winia, die op 16 mei 2006 zijn antwoorden heeft ingediend. De Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en heeft vastgesteld dat het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 9 december 2003 niet correct had behandeld. De Raad oordeelde dat het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 9 december 2003 ook had moeten beschouwen in het licht van het besluit van 11 december 2003, dat eerder was genomen.
De Raad heeft geconcludeerd dat de niet-ontvankelijkverklaring van appellant in zijn bezwaar tegen het besluit van 9 december 2003 niet in stand kan blijven. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de niet-ontvankelijkverklaring. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 483,-. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van griffier R.E. Lysen.