ECLI:NL:CRVB:2007:BA1483
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Toepassing van het Fooienbesluit op personeel in coffeeshops en de gevolgen voor premies en boetes
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de toepassing van het Fooienbesluit op personeel werkzaam in coffeeshops centraal staat. Appellante, vertegenwoordigd door drs. J.J. Warnawa, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die correcties en boetes had opgelegd over de jaren 1996 tot en met 2000. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de Horeca-CAO van toepassing was op de werknemers in de coffeeshops, en dat het Uwv terecht het Fooienbesluit had toegepast bij de vaststelling van de premies.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en de relevante bepalingen. De Raad oordeelt dat appellante niet kan worden gevolgd in haar stelling dat de werknemers in de coffeeshops buiten de correcties moeten blijven. De Raad stelt vast dat appellante de Horeca-CAO toepaste en dat de werknemers in de coffeeshops als werknemers in de zin van deze CAO moeten worden aangemerkt. De Raad bevestigt dat de fictie van het Fooienbesluit ook van toepassing is op deze werknemers, ongeacht het feit dat in de praktijk weinig fooien worden betaald.
Met betrekking tot de opgelegde boetes oordeelt de Raad dat appellante had moeten weten dat de regeling van het Fooienbesluit ook voor haar medewerkers gold. De Raad volgt de rechtbank in haar overwegingen en concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 15 maart 2007, en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.