ECLI:NL:CRVB:2007:BA1043

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-2962 MPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van toeslag op basis van de Militaire toeslagregeling pensioenen voor diensttijd in Suriname en de Nederlandse Antillen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant uit Curaçao tegen de uitspraak van de militaire ambtenarenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 april 2006. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de staatssecretaris van Defensie, die had geoordeeld dat hij niet in aanmerking kwam voor een toeslag ingevolge de Militaire toeslagregeling pensioenen Suriname en de Nederlandse Antillen. De Raad heeft vastgesteld dat de feiten en omstandigheden die de rechtbank in de eerdere uitspraak als vaststaand had aangenomen, ook in hoger beroep van toepassing zijn. De centrale vraag was of de appellant kon worden aangemerkt als militair die zijn diensttijd onafgebroken in de Nederlandse Antillen had doorgebracht, zoals vereist door de Regeling. De Raad concludeerde dat de appellant niet voldeed aan deze eis, aangezien hij niet kon aantonen dat hij zijn diensttijd geheel of nagenoeg geheel in de Nederlandse Antillen had doorgebracht. De Raad bevestigde daarom de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden, in tegenwoordigheid van griffier W.M. Szabo. De zitting vond plaats op 1 februari 2007, waarbij de appellant niet aanwezig was, maar de staatssecretaris vertegenwoordigd werd door P.J. Consten van de Stichting Pensioenfonds ABP.

Uitspraak

06/2962 MPW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] Curaçao (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de militaire ambtenarenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 april 2006, nr. AWB 05/2185 MAW (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Defensie (hierna: staatssecretaris)
Datum uitspraak: 15 maart 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens de staatssecretaris is door de Stichting Pensioenfonds ABP, belast met de uitvoering van na te noemen regeling, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2007. Appellant is daar niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door
P.J. Consten, werkzaam bij de Stichting Pensioenfonds ABP.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat voor zijn oordeelsvorming uit van de feiten en omstandigheden die de rechtbank bij de aangevallen uitspraak als vaststaand heeft aangenomen.
Ook in hoger beroep staat ter beoordeling de vraag of namens gedaagde terecht is beslist dat appellant niet in aanmerking komt voor een toeslag ingevolge de Militaire toeslagregeling pensioenen Suriname en de Nederlandse Antillen (hierna: de Regeling).
Evenals de rechtbank beantwoordt de Raad die vraag bevestigend.
Daartoe acht de Raad - onder verwijzing naar zijn eerdere rechtspraak op dit punt, onder meer de uitspraak van 8 februari 1990, nr. AMP 1987/51 - beslissend dat appellant niet kan worden aangemerkt als militair die de bestemming had doorlopend dienst te doen uitsluitend in Suriname of de Nederlandse Antillen als bedoeld in artikel 1 van de Regeling. Als zodanige militair kan in een geval als dit alleen worden beschouwd de militair die zijn diensttijd onafgebroken geheel of nagenoeg geheel heeft doorgebracht in de Nederlandse Antillen. Vaststaat dat appellant aan deze eis niet voldoet.
Hetgeen in hoger beroep is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.M. Szabo als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2007.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) W.M. Szabo.