ECLI:NL:CRVB:2007:BA1042

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-2875 MPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van toeslag op basis van de Militaire toeslagregeling voor pensioenen in Suriname en de Nederlandse Antillen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de militaire ambtenarenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 april 2006. De zaak betreft de weigering van een toeslag ingevolge de Militaire toeslagregeling voor pensioenen in Suriname en de Nederlandse Antillen. Appellant heeft hoger beroep ingesteld omdat hij van mening is dat hij recht heeft op deze toeslag. De staatssecretaris van Defensie, vertegenwoordigd door de Stichting Pensioenfonds ABP, heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden die door de rechtbank zijn vastgesteld als uitgangspunt genomen. De centrale vraag was of appellant in aanmerking komt voor de toeslag, waarbij de Raad zich baseerde op de voorwaarden van de Regeling. De Raad concludeert dat appellant niet kan worden aangemerkt als militair die zijn diensttijd onafgebroken in de Nederlandse Antillen heeft doorgebracht, zoals vereist door artikel 1 van de Regeling. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de aangevallen uitspraak moet worden gehandhaafd. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van griffier W.M. Szabo uitgesproken in het openbaar. Appellant was niet aanwezig op de zitting, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd was door P.J. Consten. De Raad verwijst naar eerdere rechtspraak en concludeert dat appellant niet voldoet aan de eisen om als rechtmatige ontvanger van de toeslag te worden beschouwd.

Uitspraak

06/2875 MPW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de militaire ambtenarenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 april 2006, nr. AWB 05/2017 MPW (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Defensie (hierna: staatssecretaris)
Datum uitspraak: 15 maart 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens de staatssecretaris is door de Stichting Pensioenfonds ABP, belast met de uitvoering van na te noemen regeling, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2007. Appellant is daar niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door
P.J. Consten, werkzaam bij de Stichting Pensioenfonds ABP.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat voor zijn oordeelsvorming uit van de feiten en omstandigheden die de rechtbank bij de aangevallen uitspraak als vaststaand heeft aangenomen.
Ook in hoger beroep staat ter beoordeling de vraag of namens gedaagde terecht is beslist dat appellant niet in aanmerking komt voor een toeslag ingevolge de Militaire toeslagregeling pensioenen Suriname en de Nederlandse Antillen (hierna: de Regeling).
Evenals de rechtbank beantwoordt de Raad die vraag bevestigend.
Daartoe acht de Raad - onder verwijzing naar zijn eerdere rechtspraak op dit punt, onder meer de uitspraak van 8 februari 1990, nr. AMP 1987/51 - beslissend dat appellant niet kan worden aangemerkt als militair die de bestemming had doorlopend dienst te doen uitsluitend in Suriname of de Nederlandse Antillen als bedoeld in artikel 1 van de Regeling. Als zodanige militair kan in een geval als dit alleen worden beschouwd de militair die zijn diensttijd onafgebroken geheel of nagenoeg geheel heeft doorgebracht in de Nederlandse Antillen. Vaststaat dat appellant aan deze eis niet voldoet.
Hetgeen in hoger beroep is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.M. Szabo als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2007.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) W.M. Szabo.