ECLI:NL:CRVB:2007:BA1036
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Weigering van WUV-uitkering aan een slachtoffer van vervolging tijdens de Japanse bezetting
In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen het besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat op 11 mei 2006 is genomen. Appellant, geboren in 1939 in het voormalige Nederlands-Indië, verzocht om een periodieke uitkering en een voorziening voor deelname aan het maatschappelijk verkeer op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Hij stelde dat hij tijdens de Japanse bezetting in een interneringskamp te Malang was ondergebracht. De aanvraag van appellant werd echter afgewezen, omdat niet was aangetoond dat hij vervolging in de zin van de Wet had ondergaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 maart 2007 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 1 februari 2007 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de verweerster werd vertegenwoordigd door een medewerker van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De Raad heeft overwogen dat de definitie van vervolging volgens de Wet betrekking heeft op handelingen van de vijandelijke bezettende macht die leidden tot vrijheidsberoving. De Raad concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat appellant daadwerkelijk vervolging had ondergaan.
De Raad heeft ook de verwijzing van appellant naar de situatie van zijn zuster in overweging genomen, maar vastgesteld dat ook zij niet als vervolgde kon worden erkend. De Raad oordeelde dat de omstandigheden van de zuster niet relevant waren voor de beoordeling van de zaak van appellant, aangezien de Wet specifiek betrekking heeft op de periode van de Japanse bezetting. Uiteindelijk heeft de Raad het beroep ongegrond verklaard, zonder termen aanwezig te achten voor een veroordeling in de proceskosten.