ECLI:NL:CRVB:2007:BA0055
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van dagloon en wettelijke rente in het kader van de WAO
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van het dagloon en de toekenning van wettelijke rente in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 6 januari 2005. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van 15 april 2004 vernietigd, waarbij appellant wettelijke rente had geweigerd over een nabetaling van de WAO-uitkering.
De Raad heeft vastgesteld dat het besluit van 30 november 2006, waarin appellant een bedrag van € 278,19 aan wettelijke rente en € 120,58 aan rente over rente toekende, moet worden beschouwd als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien dit besluit niet volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van betrokkene, diende de Raad dit besluit ook in zijn beoordeling te betrekken. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het besluit van 30 november 2006 in de plaats trad van het eerdere besluit van 15 april 2004, waardoor er geen belang meer bestond bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak.
De Raad concludeerde dat het beroep dat betrokkene geacht werd te hebben ingesteld tegen het besluit van 30 november 2006 ongegrond was. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de gevolgen van onjuiste dagloonvaststellingen in het verleden. De Raad heeft geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten vastgesteld.