ECLI:NL:CRVB:2007:BA0045
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de juistheid van de berekening van het dagloon in het kader van een WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 november 2004. Appellante had een WW-uitkering aangevraagd na het beëindigen van haar werkzaamheden bij Van den Berg en Partners. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 10 december 2003 een uitkering toegekend, waarbij het dagloon was vastgesteld op € 89,07. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, omdat zij meende dat het Uwv ten onrechte was uitgegaan van het loon dat zij in de 26 weken voorafgaand aan haar werkloosheid had verdiend, aangezien zij in die periode drie weken geen loon had ontvangen door sluiting van haar werkgever.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, en appellante ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 11 januari 2007 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.H. Meijs. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv de berekening van het dagloon correct had uitgevoerd, conform de Werkloosheidswet en de bijbehorende bepalingen. De Raad stelde vast dat de methodiek die het Uwv had gevolgd in overeenstemming was met de wettelijke bepalingen en dat de berekening voldoende onderbouwd was.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de in hoger beroep aangevoerde gronden niet tot een ander oordeel leidden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier D. Olthof.