ECLI:NL:CRVB:2007:BA0021
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake herziening WAO-dagloon en vergoeding wettelijke rente
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 6 januari 2005. Het geschil betreft een verzoek om herziening van het WAO-dagloon en om vergoeding van de wettelijke rente over de daaruit voortvloeiende nabetaling. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 maart 2007 uitspraak gedaan.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant bij besluit van 15 november 1988 een WAO-uitkering aan betrokkene heeft toegekend, waarbij het dagloon is vastgesteld op f 149,76. Betrokkene heeft op 22 maart 2002 verzocht om herziening van het dagloon en om vergoeding van de wettelijke rente. Appellant heeft het dagloon met terugwerkende kracht verhoogd, maar weigerde wettelijke rente te vergoeden over de nabetaling. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 28 mei 2004 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, wat leidde tot het hoger beroep van appellant.
De Raad overweegt dat het besluit van 2 november 2006, waarbij appellant een bedrag aan wettelijke rente heeft toegekend, niet geheel tegemoetkomt aan de bezwaren van betrokkene. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft het beroep dat betrokkene geacht wordt te hebben ingesteld tegen het besluit van 2 november 2006 ongegrond verklaard. De Raad heeft geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten vastgesteld.
De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 maart 2007.