ECLI:NL:CRVB:2007:BA0019
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake herziening van dagloon en vergoeding wettelijke rente in WAO-zaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft een verzoek om herziening van het dagloon en om vergoeding van de wettelijke rente over de nabetaling die voortvloeit uit een eerdere beslissing. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 maart 2007 uitspraak gedaan.
De appellant, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, had op 7 maart 2003 geweigerd om wettelijke rente te vergoeden over de nabetaling die voortvloeide uit een besluit van 31 december 2002. Het bezwaar van de betrokkenen werd op 19 mei 2004 gegrond verklaard, waarbij een bedrag van € 44,09 aan wettelijke rente werd toegekend. De periode waarover deze rente werd vergoed, liep van 1 oktober 2002 tot 26 februari 2003, de datum van de nabetaling.
De Centrale Raad van Beroep verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 8 december 2006 ongegrond. De Raad oordeelde dat het besluit van 8 december 2006, dat een aanvullende vergoeding van € 2,93 betrof, in de beoordeling moest worden betrokken. De Raad oordeelde dat er geen belang meer bestond bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak, omdat het besluit van 8 december 2006 in de plaats kwam van het eerdere besluit.
De Raad veroordeelde de appellant in de proceskosten van de betrokkenen tot een bedrag van € 322,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De uitspraak werd gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier.