ECLI:NL:CRVB:2007:BA0016

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-1548 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van het dagloon en vergoeding van wettelijke rente in WAO-zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 26 januari 2005. De zaak betreft een verzoek om herziening van het dagloon en om vergoeding van de wettelijke rente over de daaruit voortvloeiende nabetaling. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 maart 2007 uitspraak gedaan.

Appellant heeft hoger beroep ingesteld na de uitspraak van de rechtbank die het beroep tegen het besluit van 14 juli 2004 gegrond verklaarde. Dit besluit had betrekking op de vergoeding van wettelijke rente aan betrokkene, die een WAO-uitkering ontvangt. De rechtbank oordeelde dat appellant wettelijke rente moest vergoeden vanaf 14 dagen na de aanmaning van 9 oktober 2001. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat de gevolgen van de onrechtmatigheid van het besluit van 19 september 1990 voor risico van betrokkene moesten komen.

De Raad heeft overwogen dat het standpunt van appellant, dat de onjuiste vaststelling van het dagloon het gevolg was van het niet melden van bepaalde loonbestanddelen door betrokkene en zijn werkgever, niet leidt tot een ander oordeel. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar op andere gronden. De Raad oordeelde dat het besluit van 14 juli 2004 terecht was vernietigd, omdat er een onjuist rekenprogramma was gebruikt bij de berekening van de wettelijke rente.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelt dat er geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier.

Uitspraak

05/1548 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 26 januari 2005, kenmerk 04/1062 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
[betrokkene] (hierna: betrokkene)
en
appellant
Datum uitspraak: 1 maart 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2007. Namens appellant is verschenen F.P.L. Smeets, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de daarop rustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende.
Bij besluit van 19 september 1990 is aan betrokkene met ingang van 1 december 1989 een WAO-uitkering toegekend, waarbij het dagloon is vastgesteld op f 151,10. Bij brief van 9 oktober 2001 is namens betrokkene verzocht om herziening van het dagloon en om vergoeding van de wettelijke rente over de daaruit voortvloeiende nabetaling. Bij besluit van 19 februari 2003 heeft appellant het WAO-dagloon met volledig terugwerkende kracht verhoogd.
Bij besluit van 7 maart 2003 heeft appellant geweigerd wettelijke rente te vergoeden over de uit het besluit van 19 februari 2003 voortvloeiende nabetaling. Het namens betrokkene daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 14 juli 2004 gegrond verklaard en aan betrokkene is een bedrag van € 391,28 aan wettelijke rente toegekend. De periode waarover wettelijke rente is vergoed loopt van 1 januari 2002 tot 25 februari 2003, op welke datum de nabetaling heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 14 juli 2004 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Volgens de rechtbank dient appellant wettelijke rente te vergoeden vanaf 14 dagen na de aanmaning van 9 oktober 2001. Voor matiging van de wettelijke rente heeft de rechtbank geen grondslag aanwezig geacht.
Appellant erkent de onrechtmatigheid van het besluit van 19 september 1990, maar vindt dat de gevolgen van die onrechtmatigheid veeleer voor risico van betrokkene dienen te komen. Daartoe acht appellant van belang dat de onjuiste vaststelling van het dagloon in het verleden het gevolg is van het feit dat zowel betrokkene als zijn werkgever geen melding hebben gemaakt van bepaalde loonbestanddelen, dat betrokkene destijds geen rechtsmiddel heeft aangewend tegen de onjuiste dagloonvaststelling en dat betrokkene eerst na zeer geruime tijd om herziening van het dagloon heeft verzocht. Appellant meent eerst ingaande 1 januari 2002 gehouden te zijn wettelijke rente te vergoeden.
De Raad overweegt als volgt.
Uit de uitspraak van de Raad van 15 december 2005, LJN AU8983, volgt dat het hiervoor weergegeven standpunt van appellant door de Raad wordt onderschreven. Dit betekent echter niet dat het hoger beroep slaagt. Ter zitting heeft appellant medegedeeld dat het besluit van 14 juli 2004 niet wordt gehandhaafd, omdat een onjuist rekenprogramma is gehanteerd bij de berekening van de wettelijke rente en omdat is verzuimd rente over rente te berekenen.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank het besluit van 14 juli 2004 terecht heeft vernietigd, zij het op geheel andere gronden. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de Raad niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2007.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) R.E. Lysen.