ECLI:NL:CRVB:2007:AZ9129
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C.M. van Laar
- O.J.D.M.L. Jansen
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld na ziekmelding vanuit een WW-uitkeringssituatie en WAO-schatting
In deze zaak gaat het om de weigering van ziekengeld aan appellant, die zich ziek had gemeld na een hartinfarct, terwijl hij ook een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) ontving. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die eerder het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond had verklaard. De rechtbank had vastgesteld dat appellant met ingang van 11 april 2003 een WAO-uitkering had ontvangen, waarbij het Uwv had geconcludeerd dat appellant in staat was om ten minste drie van de door de arbeidsdeskundige aangedragen functies te vervullen. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn ziekengeld per 2 februari 2004, maar dit bezwaar werd door het Uwv ongegrond verklaard.
De Raad verwijst naar de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank en bevestigt dat de bezwaarverzekeringsarts, S.M. Lustenhouwer, appellant had onderzocht en geen reden vond om appellant ongeschikt te achten voor de geselecteerde functies. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten, ondanks het feit dat appellant een rapport van zijn cardioloog had overgelegd. Dit rapport was niet specifiek genoeg om de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts te weerleggen. De Raad concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn om de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv te betwisten.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en stelt dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan op 21 februari 2007, waarbij appellant niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door W.L.J. Weltevrede. De Raad benadrukt dat de beoordeling van de geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functies voldoende is om de beëindiging van het ziekengeld te rechtvaardigen.