ECLI:NL:CRVB:2007:AZ8347
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.A.A.G. Vermeulen
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag en plichtsverzuim bij ambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 24 augustus 2005. Appellant, werkzaam bij het Chemisch Afval Depot (CAD) van de gemeente Utrecht, was in hoger beroep gegaan tegen de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag die hem was opgelegd wegens vermeend plichtsverzuim. De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar appellant was van mening dat hij geen plichtsverzuim had gepleegd en dat de opgelegde straf onevenredig was.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. Appellant werd verweten betrokken te zijn bij de verkoop van pallets en oud ijzer, het delen in de opbrengst van statiegeldflessen en het verhandelen van emballage en frituurvet. De Raad concludeerde echter dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van plichtsverzuim. Appellant had weliswaar de verantwoordelijkheid voor het afvoeren van oude pallets en metaal, maar er was geen bewijs dat hij op de hoogte was van de verkoop door zijn medewerkers. Bovendien was het niet aangetoond dat hij opzettelijk de opbrengsten had toegeëigend.
De Raad oordeelde dat het college niet bevoegd was om appellant een disciplinaire straf op te leggen, omdat er geen sprake was van plichtsverzuim. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, evenals het bestreden besluit van 22 oktober 2003. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.932,- bedroegen, en het griffierecht van € 323,-. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in disciplinaire procedures en de rechten van ambtenaren in dergelijke gevallen.