ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7316

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-3840 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag op basis van niet-verzekerd zijn voor de Algemene Kinderbijslagwet

In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar verzoek om kinderbijslag werd afgewezen. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder besloten dat appellante niet in aanmerking kwam voor kinderbijslag, omdat zij niet als verzekerde voor de Nederlandse kinderbijslag werd aangemerkt. Dit besluit volgde op een verzoek van appellante, die na het overlijden van haar echtgenoot kinderbijslag aanvroeg, terwijl zij een uitkering ontving op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW).

De rechtbank oordeelde dat appellante niet verzekerd was onder de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), aangezien zij niet in Nederland woonde en niet onderworpen was aan de loonbelasting voor in Nederland verrichte arbeid. Bovendien werd vastgesteld dat appellante, na de toekenning van de ANW-uitkering, niet verzekerd was op basis van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen van 24 december 1998 (KB 746). De rechtbank concludeerde dat appellante voor 1 januari 2000 niet verzekerd was op grond van artikel 26 van KB 746, waardoor artikel 27 van KB 746 niet op haar van toepassing was.

In hoger beroep werd de vraag aan de orde gesteld of appellante verzekerd was onder de AKW en of zij recht had op kinderbijslag na het overlijden van haar echtgenoot. De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank volledig overgenomen en vastgesteld dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad merkte op dat de echtgenoot van appellante tot zijn overlijden wel verzekerd was onder de AKW, maar dat dit niet betekende dat appellante aanspraak kon maken op kinderbijslag.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier P.H. Broier, op 26 januari 2007.

Uitspraak

05 / 3840 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 mei 2005, 03/5826 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 26 januari 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op 17 november 2006, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Appellante woont in Marokko. Bij brief van 28 februari 2003 geeft zij te kennen dat haar echtgenoot, de heer [naam echtgenoot], is overleden en verzoekt zij om kinderbijslag. Appellante ontvangt sedert het overlijden van haar echtgenoot een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW). Bij besluit van 24 maart 2003 heeft de Svb appellante medegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor kinderbijslag omdat zij niet als verzekerde voor de Nederlandse kinderbijslag wordt aangemerkt. De Svb heeft het tegen deze beschikking gerichte bezwaar bij besluit van 12 november 2003 kennelijk ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, overwegende dat appellante niet verzekerd is ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (hierna: AKW), nu zij niet in Nederland woont en niet terzake van in Nederland verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Voorts is overwogen dat appellante, na de toekenning van de ANW-uitkering, ook niet op grond van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen van 24 december 1998, Stb 746 (hierna: KB 746) verzekerd is geworden ingevolge de AKW. Daarbij is aangegeven dat vanaf 1 januari 2000 personen die een ANW-uitkering ontvangen niet langer, onder omstandigheden, als verzekerd ingevolge de volksverzekeringen aangemerkt kunnen worden. Alleen voor personen die tot aan 1 januari 2000 verzekerd waren op grond van artikel 26 van KB 746 is in artikel 27 van KB 746 een overgangsregeling getroffen inhoudende dat gedurende een bepaalde termijn artikel 26 van KB 746 nog op hen van toepassing blijft. De rechtbank heeft geconcludeerd dat nu appellante voor 1 januari 2000 niet verzekerd was op grond van artikel 26 van KB 746, artikel 27 van de KB niet op haar van toepassing is.
In hoger beroep is in geschil of appellante verzekerd was ingevolge de AKW en of een eventueel hieruit voortvloeiend recht na het overlijden van haar echtgenoot jegens de Svb geldend gemaakt kon worden.
De Raad kan zich geheel verenigen met het hiervoor weergegeven oordeel van de rechtbank en maakt dat oordeel tot het zijne. Hetgeen door appellante in hoger beroep is aangevoerd heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen. Daarbij merkt de Raad nog op dat de echtgenoot van appellante tot zijn overlijden kennelijk wel verzekerd is gebleven ingevolge de AKW op grond van artikel 27 van KB 746, zodat hij wel aanspraak had op kinderbijslag.
Het voorgaande leidt de Raad tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.H. Broier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2007.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) P.H. Broier.