ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7232
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak over de gedifferentieerde WAO-premie voor het premiejaar 2004
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat de door haar verschuldigde gedifferentieerde WAO-premie voor het premiejaar 2004 vaststelde op 1,32%. Dit besluit was gebaseerd op de WAO-uitkering die in 2002 aan een ex-werknemer van appellante was uitbetaald. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 14 november 2006, waarbij partijen niet verschenen. De Raad heeft overwogen dat er geen redenen waren om de behandeling van het hoger beroep aan te houden en dat het geschil beoordeeld moest worden aan de hand van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) zoals die ten tijde van belang gold.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de bezwaren van appellante tegen het eerdere besluit van 15 december 2003 ongegrond had verklaard. Appellante had eerder al in rechte opgekomen tegen besluiten van het Uwv met betrekking tot de gedifferentieerde premie voor de jaren 2001, 2002 en 2003. De Raad heeft in een eerdere uitspraak van 14 juli 2005, waarin de rechtbank Arnhem werd vernietigd, geoordeeld dat de stellingen van appellante niet opgingen. De Raad heeft in deze procedure verwezen naar die eerdere uitspraak en geconcludeerd dat de argumenten van appellante in deze zaak overeenkwamen met die in de eerdere procedure.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. De Raad heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel en in tegenwoordigheid van D. Olthof als griffier op 11 januari 2007.