ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7232

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-1332 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak over de gedifferentieerde WAO-premie voor het premiejaar 2004

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat de door haar verschuldigde gedifferentieerde WAO-premie voor het premiejaar 2004 vaststelde op 1,32%. Dit besluit was gebaseerd op de WAO-uitkering die in 2002 aan een ex-werknemer van appellante was uitbetaald. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 14 november 2006, waarbij partijen niet verschenen. De Raad heeft overwogen dat er geen redenen waren om de behandeling van het hoger beroep aan te houden en dat het geschil beoordeeld moest worden aan de hand van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) zoals die ten tijde van belang gold.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de bezwaren van appellante tegen het eerdere besluit van 15 december 2003 ongegrond had verklaard. Appellante had eerder al in rechte opgekomen tegen besluiten van het Uwv met betrekking tot de gedifferentieerde premie voor de jaren 2001, 2002 en 2003. De Raad heeft in een eerdere uitspraak van 14 juli 2005, waarin de rechtbank Arnhem werd vernietigd, geoordeeld dat de stellingen van appellante niet opgingen. De Raad heeft in deze procedure verwezen naar die eerdere uitspraak en geconcludeerd dat de argumenten van appellante in deze zaak overeenkwamen met die in de eerdere procedure.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. De Raad heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel en in tegenwoordigheid van D. Olthof als griffier op 11 januari 2007.

Uitspraak

06/1332 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 januari 2006, 04/967
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 11 januari 2007.
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 14 november 2006. Partijen zijn niet verschenen, het Uwv na voorafgaand bericht.
II. OVERWEGINGEN
De Raad stelt voorop dat hij geen termen aanwezig heeft geacht om de behandeling van het hoger beroep van appellante aan te houden.
Voorts overweegt de Raad dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de daarop rustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde hier van belang.
Bij besluit van 30 maart 2004 heeft het Uwv ongegrond verklaard de bezwaren van appellante tegen het besluit van 15 december 2003, waarbij de door appellante verschuldigde gedifferentieerde premie voor het premiejaar 2004 is vastgesteld op 1,32%. Hierbij is rekening gehouden met het bedrag aan WAO-uitkering dat in het jaar 2002 is uitbetaald aan een ex-werknemer van appellante.
Met laatstbedoelde uitkering was ook al rekening gehouden bij de vaststelling van de door appellante verschuldigde gedifferentieerde premie voor de premiejaren 2001, 2002 en 2003. Tegen de daarop betrekking hebbende, na bezwaar genomen besluiten van het Uwv is appellante in rechte opgekomen. Bij uitspraak van 14 juli 2005, 04/1622 WAO, 04/1624 WAO, 04/1625 WAO, 04/1653 WAO, 04/1654 WAO en 04/1655 WAO (LJ-nummer: AU0707) heeft de Raad onder vernietiging van de uitspraak van de rechtbank van 12 februari 2004, 02/214, 02/1538 en 03/1555, het beroep van appellante tegen evenbedoelde besluiten alsnog ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank verwezen naar ’s Raads uitspraak van
14 juli 2005. Na te hebben vastgesteld dat het thans aan de orde zijnde besluit berust op overwegingen van het Uwv die in de eerdere zaken zijn onderschreven, heeft de rechtbank geoordeeld dat de stellingen van appellante tegen het besluit van 30 maart 2004 geen doel treffen en haar beroep derhalve ongegrond moet worden verklaard.
Ook de Raad stelt vast dat hetgeen appellante heeft aangevoerd, overeenkomt met hetgeen zij heeft aangevoerd in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van
14 juli 2005. Gelijk de rechtbank heeft gedaan, volstaat de Raad dan ook met te verwijzen naar deze uitspraak.
Dit betekent dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad tot slot geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D. Olthof als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2007.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) D. Olthof.
BKH 150107