ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7174
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Termijnoverschrijding bij indienen hoger beroepschrift en ongegrond verzet
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 25 april 2006 uitspraak gedaan in de zaak van appellante, die zich richtte tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had haar hoger beroepschrift niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van zes weken na de bekendmaking van de uitspraak ingediend, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van haar beroep.
De Raad verklaarde het hoger beroep op 13 juli 2006 niet-ontvankelijk. Appellante heeft hiertegen verzet aangetekend, dat op 14 november 2006 ter zitting werd behandeld. Tijdens deze zitting was appellante vertegenwoordigd door een gemachtigde, terwijl het Uwv niet aanwezig was. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de termijnoverschrijding niet kan worden tegengeworpen aan de Raad, aangezien de wettelijke termijn van zes weken na bekendmaking van de uitspraak strikt dient te worden nageleefd.
De Raad heeft geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen dan in de eerdere uitspraak. Het verzet van appellante werd ongegrond verklaard, en de Raad zag geen reden voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van griffier D. Olthof, op 11 januari 2007. De Raad concludeerde dat de argumenten van appellante, waaronder de vermeende onjuiste voorlichting over de termijn, niet voldoende waren om de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep te weerleggen.