ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7169

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-3457 CSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift en bewijs van ontvangst per fax

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank Almelo. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Appellant had op 2 augustus 2004 een aanvullende definitieve premienota opgelegd aan betrokkene, die vervolgens een bezwaarschrift indiende. Appellant verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding, omdat betrokkene niet binnen de wettelijke termijn van zes weken een bezwaarschrift had ingediend. Betrokkene stelde echter dat het bezwaarschrift op 10 augustus 2004 per fax was verzonden en overhandigde bewijsstukken ter ondersteuning van deze claim.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de bewijsstukken, waaronder een faxrapport en een factuur van KPN, niet voldoende waren om aan te tonen dat het bezwaarschrift daadwerkelijk op de genoemde datum was ontvangen. De Raad benadrukte dat de status 'OK' op een verzendjournaal slechts een indicatie is en geen sluitend bewijs vormt voor ontvangst. De Raad concludeerde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat er sluitend bewijs was geleverd voor de tijdige indiening van het bezwaarschrift. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van betrokkene werd ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van sluitend bewijs bij het indienen van bezwaarschriften en de risico's die verbonden zijn aan het gebruik van fax als verzendmiddel. De Raad stelde vast dat het op de verzender rust om de verzending aannemelijk te maken, vooral wanneer er geen bevestiging van ontvangst kan worden gegeven. De uitspraak is gedaan op 11 januari 2007 door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van D. Olthof als griffier.

Uitspraak

06/3457 CSV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 31 mei 2006, 05/655
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
[betrokkene], gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: betrokkene).
Datum uitspraak: 11 januari 2007.
I. PROCESVERLOOP
Appellant is in hoger beroep gekomen van de aangevallen uitspraak.
Namens betrokkene heeft mr. drs. R. Heerze, werkzaam bij Heerze + Partners te Enschede, een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op 14 november 2006, waar partijen -met voorafgaand bericht- niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 2 augustus 2004 heeft appellant ten aanzien van betrokkene een aanvullende definitieve premienota 2001 opgelegd.
Bij brief van 5 oktober 2004 heeft appellant betrokkene bericht dat op 29 september 2004 middels een fax een bezwaarschrift tegen het besluit was ontvangen.
Betrokkene heeft bij brief van 2 november 2004 gemeld aan appellant dat op 10 augustus 2004 reeds bezwaar is gemaakt tegen het besluit.
Bij brief van 18 april 2005 heeft appellant betrokkene in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken waarom het bezwaar te laat is ingediend, dan wel om een bewijs van aangetekende verzending te overleggen waaruit een tijdige verzending van het bezwaarschrift blijkt, waarop betrokkene heeft gereageerd bij schrijven van 22 april 2005 (met bijlagen).
Appellant heeft bij besluit van 26 april 2005 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
In beroep heeft betrokkene aangevoerd dat uit de bewijsstukken blijkt dat de fax in goede orde door het UWV is ontvangen op 10 augustus 2004. De bewijsstukken bestaan uit het in bezwaar overgelegde faxrapport, het “Activiteitenlogboek” en een uitdraai van “Factuur Online” van KPN met de in rekening gebrachte kosten van de door het faxapparaat van Heerze en Partners op en rond 10 augustus 2004 geïnitieerde contacten.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Door de rechtbank is aangenomen dat uit de factuur van KPN blijkt dat het faxapparaat van Heerze en Partners op 10 augustus 2004, om 17.21 uur, contact heeft geïnitieerd met het faxapparaat van appellant, waarvan het nummer (033-4216600) op de premienota is vermeld. Nu datum en tijd op het oproeprapport en in het activiteitenlogboek overeenkomen met de op de factuur vermelde datum en tijd, is hiermee naar het oordeel van de rechtbank in dit geval sluitend bewijs geleverd dat het bezwaarschrift op 10 augustus 2004 in goede orde is ontvangen door appellant.
In hoger beroep is door appellant bestreden dat het overleggen van genoemde stukken in samenhang bezien sluitend bewijs levert. Appellant verwijst hierbij naar de uitspraak van de Raad van 11 augustus 2004 LJN: AQ7206.
In dit geding dient de vraag beantwoord te worden of appellant het bezwaar van betrokkene bij besluit van 26 april 2005 terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat betrokkene niet binnen de ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gestelde termijn van zes weken een bezwaarschrift heeft ingediend. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend.
Het is een toelaatbare wijze van verzending om het rechtsmiddel van bezwaar aan te wenden door middel van een fax. Het risico dat hieraan verbonden is, indien er geen bewijs van verzending is van zo’n bericht, komt voor rekening van de verzender.
Dat brengt met zich dat, mocht ontvangst aan de andere zijde ondanks zorgvuldig onderzoek niet bevestigd kunnen worden, het op de weg van de verzender ligt de verzending aannemelijk te maken.
In tegenstelling tot de rechtbank meent de Raad dat niet kan worden gesteld dat nu datum en tijd op het oproeprapport en in het activiteitenlogboek overeenkomen met de op de factuur vermelde datum en tijd, hiermee sluitend bewijs is geleverd. Conform jurisprudentie van de Raad is het overleggen van een verzendjournaal met de melding “OK” onvoldoende om aannemelijk te achten dat het bezwaarschrift op 10 augustus 2005 is ingediend. Wat betreft de verzending van een stuk per fax merkt de Raad op dat de status “OK” op een verzendjournaal een indicatie, maar geen sluitend bewijs vormt dat het betreffende geschrift door de geadresseerde in goede orde is ontvangen. Ook de overlegde gespreksspecificatie van KPN Telecom B.V. vormt naar het oordeel van de Raad geen sluitend bewijs dat het bezwaarschrift is ontvangen.
Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D. Olthof als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2007.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) D. Olthof.
BKH 150107