ECLI:NL:CRVB:2007:AZ6903

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-3304 ZFW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verplichting tot verzekering onder de Ziekenfondswet met betrekking tot freelance inkomsten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Het geschil betreft de vraag of het Uwv bij de vaststelling van de verplichte verzekering onder de Ziekenfondswet (Zfw) rekening had moeten houden met de inkomsten van appellante uit freelance werkzaamheden.

De Raad voor de Rechtspraak heeft op 4 januari 2007 uitspraak gedaan. Appellante had in hoger beroep gesteld dat haar freelance inkomsten wel degelijk in aanmerking genomen hadden moeten worden bij de beoordeling van haar verzekering. Het Uwv had eerder, bij besluit van 12 november 2003, vastgesteld dat appellante met ingang van 1 januari 2004 verplicht verzekerd was voor de Zfw, maar had daarbij de freelance inkomsten buiten beschouwing gelaten. De rechtbank had deze beslissing van het Uwv bevestigd, waarbij zij oordeelde dat de freelance inkomsten niet als een vast overeengekomen vergoeding voor arbeid konden worden aangemerkt.

De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en geconcludeerd dat de inkomsten uit freelance werkzaamheden inherent wisselend zijn en daarom niet voldoen aan de criteria voor vast loon zoals bedoeld in de Zfw. De Raad heeft ook opgemerkt dat het door appellante aangehaalde artikel uit het Besluit aanwijzing van uitkeringen niet van toepassing is op haar situatie.

De uitspraak van de rechtbank is door de Raad bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier R.E. Lysen en is openbaar uitgesproken op 4 januari 2007.

Uitspraak

05/3304 ZFW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 14 april 2005, 04/875 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 4 januari 2007
I. PROCESVERLOOP
Appelante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2006. Appellante is niet verschenen. Het Uwv - daartoe ambtshalve opgeroepen - heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R. Hofland, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Ziekenfondswet (Zfw) en de daarop rustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde hier van belang.
Bij besluit van 12 november 2003 heeft het Uwv na toetsing van het inkomen van appellante op de peildatum 1 november 2003 bepaald dat appellante met ingang van 1 januari 2004 verplicht verzekerd is voor de Zfw. Het inkomen van appellante op 1 november 2003 bestond uit een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, een uitkering uit een lijfrenteverzekering en uit inkomsten uit freelance werkzaamheden.
Bij besluit van 18 maart 2004 heeft het Uwv zijn besluit van 12 november 2003 gehandhaafd. Daarbij heeft het Uwv onder meer overwogen dat de inkomsten uit freelance werkzaamheden buiten beschouwing dienen te worden gelaten bij toetsing van de inkomsten van appellante aan de zogeheten loongrens, welke voor 2004 was bepaald op € 32.600,-.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van 18 maart 2004 ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank onder meer overwogen dat de hoogte van de uitkering uit een lijfrenteverzekering tussen partijen niet in geschil is en dat evenmin in geschil is dat deze uitkering verband houdt met een door appellante uitgeoefende dienstbetrekking en derhalve moet worden aangemerkt als vast overeengekomen loon als bedoeld in artikel 3, vierde lid, aanhef en onder a, van de Zfw. Met betrekking tot de inkomsten van appelante uit freelance werkzaamheden heeft de rechtbank overwogen dat niet is gebleken dat er op de peildatum sprake was van een overeengekomen vaste, naar tijdsruimte en in geld vastgestelde uitkering welke appellante als vergoeding voor haar arbeid van haar werkgever ontvangt, zoals bedoeld in artikel 3, vierde lid, aanhef en onder a, van de Zfw. De enkele mededeling van appellante dat zij slechts voor één opdrachtgever werkt, leidt niet tot een andere beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv deze inkomsten dan ook terecht buiten beschouwing gelaten. Daarbij heeft de rechtbank nog opgemerkt dat niet is gebleken dat het Besluit aanwijzing van uitkeringen of bestanddelen van uitkeringen welke voor de toepassing van de loongrens niet tot het loon worden gerekend, niet van belang is.
In hoger beroep heeft appellante haar stelling gehandhaafd dat er rekening had moeten worden gehouden met haar inkomsten uit freelance werkzaamheden. Daarbij heeft zij gewezen op artikel 1 van het Besluit aanwijzing van uitkeringen of bestanddelen van uitkeringen welke voor de toepassing van de loongrens niet tot het loon worden gerekend.
Met de rechtbank en in navolging van het Uwv ziet ook de Raad geen grond om inkomsten van appellante uit haar freelance werkzaamheden aan te merken als een vast overeengekomen vergoeding voor haar arbeid in de zin van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder a, van de Zfw. Eigen aan inkomsten uit freelance werkzaamheden is het wisselend karakter daarvan, althans naar tijdsruimte. Het door appellante genoemde artikel uit meergenoemd besluit maakt dit niet anders, nu dit artikel ziet op loonbestanddelen die buiten aanmerking worden gelaten op het vast overeengekomen loon.
Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad overweegt tot slot dat hij geen termen aanwezig acht voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net als voorzitter en G. van der Wiel en N.J. van Vulpen-Grootjans als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2007.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) R.E. Lysen.