ECLI:NL:CRVB:2007:AZ6887

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-3211 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAZ-uitkering aan zelfstandige metselaar wegens gebrek aan winst

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die een WAZ-uitkering heeft aangevraagd na een aantal ongevallen die hem hebben belemmerd in zijn werk als zelfstandig metselaar. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 januari 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank Roermond eerder het beroep van de appellant ongegrond had verklaard. De appellant werkte sinds 14 november 2000 als zelfstandig metselaar, maar heeft door knieklachten, veroorzaakt door ongevallen in 2001, gedurende enkele maanden niet kunnen werken.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in het jaar 2001 geen winst heeft genoten, wat cruciaal is voor de toekenning van een WAZ-uitkering. De appellant heeft aangevoerd dat hij een startende ondernemer was en veel moest investeren, maar de Raad heeft deze stelling niet kunnen volgen. De wetgever heeft bij de WAZ gekozen voor het beginsel van feitelijke inkomensderving, en aangezien de appellant geen winst heeft gemaakt, kon de uitkering niet worden toegekend.

De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.C. Schoemaker als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier R.E. Lysen.

Uitspraak

04/3211 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 6 mei 2004, 04/8 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV).
Datum uitspraak: 11 januari 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A.J. Delescen, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2006. Daar zijn partijen, zoals tevoren schriftelijk bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Appellant werkte sinds 14 november 2000, gedurende drie dagen per week, als zelfstandig metselaar. Ten gevolge van een hem overkomen ongeval op 18 februari 2001 heeft appellant wegens knieklachten 3 à 4 maanden niet gewerkt. Op
31 oktober 2001 overkwam hem wederom een ongeval, waarna de knieklachten toenamen.
Op appellants aanvraag van 11 september 2002 hem een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) toe te kennen, heeft het Uwv bij besluit van 15 juli 2003 deze uitkering geweigerd. Hiertoe is in aanmerking genomen dat appellant als zelfstandige geen winst heeft genoten. Bezwaar tegen dit besluit is bij besluit van
28 november 2003 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard.
In geding is de vraag of de rechtbank in haar oordeel kan worden gevolgd.
De Raad overweegt als volgt.
De Raad stelt op grond van tot de gedingstukken behorende aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 vast, dat appellant als zelfstandig metselaar geen winst heeft genoten. Dit wordt van de kant van appellant ook niet ontkend, doch er wordt op gewezen dat appellant een startende ondernemer was, die veel diende te investeren. De rechtbank heeft in de stellingen van appellant geen aanleiding gevonden het beroep gegrond te verklaren onder de feitelijke vaststelling dat appellant geen winst heeft genoten.
De Raad moet met de rechtbank vaststellen dat appellant nimmer winst heeft genoten. In aanmerking nemend dat de wetgever bij de WAZ – anders dan bij de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, uitdrukkelijk heeft gekozen voor het beginsel van feitelijke inkomensderving, staat dit gegeven reeds aan toekenning van de uitkering ingevolge de WAZ in de weg.
De aangevallen uitspraak kom derhalve voor bevestiging in aanmerking.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en G. van der Wiel en H.C. Cusell als leden. De beslissing is , in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2007.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) R.E. Lysen.