ECLI:NL:CRVB:2007:AZ6278

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/3192 WAO, 06/6575 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening arbeidsongeschiktheid en schadevergoeding in WAO-zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 29 april 2004. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 januari 2007 uitspraak gedaan. Het geschil betreft de herziening van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). In een primair besluit van 19 november 2002 was de arbeidsongeschiktheid van appellant vastgesteld op 80 tot 100%, maar dit werd per 20 januari 2003 herzien naar 15 tot 25%. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd door het Uwv ongegrond verklaard in een besluit van 19 juni 2003. Echter, in een later besluit van 10 november 2006 heeft het Uwv het bezwaar van appellant alsnog gegrond verklaard en de WAO-uitkering op basis van het oorspronkelijke percentage gehandhaafd.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met het besluit van 10 november 2006 volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant, waardoor er geen aanleiding was om het hoger beroep mede gericht te achten tegen dat besluit. Desondanks heeft appellant een belang behouden bij de vernietiging van de eerdere uitspraak en het bestreden besluit, omdat hij een verzoek om schadevergoeding had ingediend. De Raad heeft geoordeeld dat het verzoek om schadevergoeding, bestaande uit wettelijke rente over de na te betalen uitkering, toegewezen moest worden. Echter, de Raad heeft vastgesteld dat niet aan de voorwaarden voor immateriële schadevergoeding was voldaan.

De Raad heeft ook geoordeeld dat het Uwv veroordeeld moest worden in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep. De uitspraak concludeert met de beslissing dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 133,- aan appellant moet vergoeden.

Uitspraak

04/3192 WAO, 06/6575 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 29 april 2004, 03/693 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 januari 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.J. van der Waarde, advocaat te Dordrecht, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 25 oktober 2006 heeft mr. Van der Waarde zich als gemachtigde teruggetrokken.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2006. Partijen zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Het Uwv heeft bij primair besluit van 19 november 2002 de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die was berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, per 20 januari 2003 herzien en nader vastgesteld op 15 tot 25%.
Bij besluit van 19 juni 2003 heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 19 november 2002 ongegrond verklaard.
Het hiertegen ingestelde beroep is door de rechtbank Dordrecht bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.
Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 10 november 2006, onder intrekking van het besluit van 19 juni 2003, het bezwaar van appellant gegrond verklaard en bepaald dat de aan hem toegekende WAO-uitkering gehandhaafd blijft op basis van het arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100.
Aangezien met het besluit van 10 november 2006 volledig is tegemoet gekomen aan de bezwaren van appellant ziet de Raad geen aanleiding om, onder toepassing van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), appellants hoger beroep mede gericht te achten tegen dat besluit.
Nu het besluit van 19 juni 2003 door het Uwv is ingetrokken en door appellant een verzoek is gedaan om vergoeding van schade heeft appellant een belang behouden bij een vernietiging van de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, zodat de Raad daartoe over zal gaan.
Ingevolge ’s Raads jurisprudentie dient het verzoek om toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuurswet (Awb) te worden toegewezen. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de aan appellant toekomende vergoeding, bestaande uit de wettelijke rente over de na te betalen uitkering dient te berekenen, volstaat de Raad te verwijzen naar zijn uitspraak, gepubliceerd in JB 1995/314.
De Raad stelt vast dat aan de voorwaarden voor het toekennen van immateriële schadevergoeding niet is voldaan.
Ten slotte acht de Raad termen aanwezig om het Uwv met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal derhalve € 966,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 19 juni 2003 gegrond en vernietigt dat besluit;
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellant in eerste aanleg en in hoger beroep tot een bedrag groot € 966, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 133,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2007.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.H.A. Uri.