ECLI:NL:CRVB:2006:AZ7277
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. van Viegen
- R.H.M. Roelofs
- L.H. Waller
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een schriftelijke waarschuwing in het kader van de Algemene bijstandswet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 31 oktober 2005, waarin het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellendoorn ongegrond werd verklaard. Appellant ontving sinds 19 november 2003 bijstand op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). Op 20 september 2004 ontving hij een schriftelijke waarschuwing van het College, welke werd bevestigd bij besluit van 24 november 2004. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar door de rechtbank.
Tijdens de zitting op 17 oktober 2006 was appellant aanwezig, terwijl het College werd vertegenwoordigd door A. Schulenburg. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er meer dan twee jaar verstreken zijn sinds de waarschuwing van 20 september 2004. Volgens artikel 14a, derde lid, van de Abw kan het College afzien van het opleggen van een boete en volstaan met een waarschuwing, tenzij er binnen twee jaar opnieuw een waarschuwing wordt gegeven. Aangezien deze termijn is verstreken, concludeert de Raad dat de waarschuwing geen nadelige gevolgen meer kan hebben voor appellant.
De Raad heeft vervolgens geoordeeld dat appellant geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het besluit van 24 november 2004. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter C. van Viegen, en is openbaar uitgesproken op 28 november 2006.