het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Heiloo (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 17 mei 2004, 03/1226 (hierna: aangevallen uitspraak),
[betrokkene] (hierna: betrokkene),
Namens appellant heeft drs. W.J.M. Peters, juridisch adviseur bij de Stichting Stilmulanz, hoger beroep ingesteld.
Mr. W.M. van Luijn, advocaat te Amsterdam, heeft namens betrokkene een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2006. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. Peters en betrokkene door mr. Van Luijn en door S. Seijnen, werkzaam bij de Stichting Kennemer Wonen.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Betrokkene bewoont de woning aan [adres]. De woning maakt deel uit van een complex van veertien woningen in de flat “[naam flat]”. Betrokkene huurt de woning van de Stichting Kennemer Wonen (voorheen: de Woningstichting Heiloo). Tot de woning behoort een balkon, dat door middel van een schuifdeur in de pui vanuit de woning bereikbaar is. Aan de woningen in het complex is bij de bouw in 1995 het - private - consumentenkeurmerk “seniorenlabel” toegekend. De gemeente Heiloo en de Woning-stichting Heiloo hebben indertijd gezamenlijk besloten dat alleen personen met een daartoe strekkende indicatie van het voormalige Regionaal Indicatieorgaan (hierna: RIO) voor toewijzing van de woningen in het complex in aanmerking kunnen komen.
Omdat betrokkene door ernstige arthrose in 2002 problemen ondervond met het openen van de schuifpui naar het balkon van haar woning en de Stichting Kennemer Wonen niet bereid was deze afdoende te verhelpen, heeft betrokkene op 2 september 2002 op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: Wvg) en de op die wet gebaseerde Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Heiloo (hierna: Verordening) een elektrische deuropener voor de schuifpui aangevraagd. De kosten daarvan bedragen ongeveer € 3.000,-- netto.
Appellant heeft deze aanvraag bij besluit van 7 april 2003, gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 28 augustus 2003, afgewezen. Hieraan ligt ten grondslag het standpunt dat een seniorenwoning zoals betrokkene bewoont een gemakkelijk te openen balkondeur behoort te hebben. De gevraagde voorziening is daarom voor een persoon als betrokkene algemeen gebruikelijk, zodat artikel 1.2, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening aan verstrekking in de weg staat.
Om betrokkene niet de dupe te laten worden van wat feitelijk een geschil is over de bekostiging van de gevraagde voorziening tussen appellant en de Stichting kennemer wonen, heeft appellant de gevraagde voorziening voorgefinancierd onder de voorwaarde dat betrokkene bezwaar maakt en beroep instelt tegen de afwijzing.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met een bepaling over het griffierecht - het beroep tegen het besluit van 28 augustus 2003 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en appellant opgedragen om met inachtneming van de uitspraak opnieuw op het bezwaar te beslissen. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat het besluit van
28 augustus 2003 onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank heeft het volgende overwogen:
"Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verweerder (lees:
appellant) in het geheel niet heeft onderzocht wat het algemeen gebruikelijke
voorzieningenniveau is van aanleunwoningen met seniorenlabel op het punt
van toegankelijkheid van het balkon. De door verweerder in dit verband
gebruikelijk geachte voorziening in de vorm van een ‘gemakkelijk te openen
deur’ is in ieder geval onvoldoende bepaald. Als gevolg hiervan heeft
verweerder evenmin kunnen vaststellen of de algemeen gebruikelijk te achten
voorziening ook als adequate voorziening voor eiseres (lees: betrokkene) is
aan te merken. Dit geldt temeer nu namens verweerder ter zitting is
aangegeven dat de door eiseres aangevraagde elektrische deuropener als
zodanig niet is aan te merken als algemeen gebruikelijk, doch dat deze
voorziening voor eiseres niet noodzakelijk was geweest indien van meet af
aan een andere voorziening dan de te zware schuifpui in haar woning was
geplaatst. Zoals reeds vastgesteld heeft verweerder niet onderzocht of
eiseresses belemmeringen zijn op te heffen of te verminderen met een anders
dan door een elektrische deuropener ‘gemakkelijker’ te openen deur.
Voorts overweegt de rechtbank dat de door verweerder gestelde
verantwoordelijkheid van de woningbouwvereniging in zoverre niet binnen
het stelsel van de WVG en de Verordening past, dat daarin een op het
individu gerichte zorgplicht van verweerder is opgenomen, met een ook op
het individu toegespitste norm over het algemeen gebruikelijk zijn van
voorzieningen.
Niet onderzocht is of de aanleg en bekostiging van een ‘gemakkelijk te
openen deur’ is af te dwingen van de woningbouwvereniging. Indien
medewerking van de verhuurder niet (binnen aanvaardbare termijn) is te
realiseren zou eiseres de woningaanpassing zelf moeten bekostigen. Mede in
aanmerking genomen dat eiseres in dat geval moet investeren in een woning
die niet haar eigendom is zouden, afhankelijk van de omvang van de kosten in
relatie tot het inkomen van eiseres, die kosten een zodanige belasting van
eiseresses budget kunnen meebrengen dat niet van een algemeen gebruikelijke uitgave kan worden gesproken.".
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat woningcorporaties zoals de Stichting Kennemer Wonen op grond van het Besluit beheer sociale huursector een taak hebben op het gebied van huisvesting van gehandicapten en ouderen. Verwacht mag worden dat een woningcorporatie bij de bouw van een complex woningen voor ouderen rekening houdt met beperkingen die ouderen in het algemeen door ziekte of gebrek ondervinden (zoals problemen met kracht in armen en handen ten gevolge van arthrose), zodat de woningen voor deze groep ook geschikt zijn. In dat kader hoort in een woning die voor ouderen is bestemd een gemakkelijk te openen balkondeur aanwezig te zijn. Het is de taak van de woningeigenaar om daarvoor te zorgen. Een gemakkelijk te openen balkondeur is daarom een algemeen gebruikelijke voorziening in een seniorenwoning. Daaraan doet in de visie van appellant niet af op welke wijze de balkondeur gemakkelijk te openen wordt gemaakt en ook niet of de aanpassing wel of niet is af te dwingen bij de woningeigenaar. De schuifpui in de woning was niet gemakkelijk te openen. Appellant kan daarom niet gehouden worden geacht de gevraagde voorziening toe te kennen.
Betrokkene heeft betwist dat een elektrische deuropener op de balkondeur algemeen gebruikelijk is. Zij stelt zich, onder verwijzing naar de op grond van de Wvg en de Verordening op appellant rustende individuele zorgplicht, achter de aangevallen uitspraak. Volgens betrokkene is de gevraagde voorziening nodig, omdat zij aan een ernstige vorm van arthrose in haar handen lijdt. De daarmee samenhangende beperkingen maken de bediening van haar balkondeur onmogelijk. De aard en de ernst van deze aandoening zijn specifiek voor haar situatie. Er is geen sprake van een algemeen ouderenprobleem.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Het geschil tussen partijen betreft uitsluitend de vraag of de gevraagde woonvoorziening algemeen gebruikelijk is in de zin van artikel 1.2, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening, en spitst zich daarbij toe op de vraag of een huurder van een woning als die van betrokkene in het algemeen op kosten van de verhuurder beschikt zou hebben over een elektrische deuropener op de schuifpui naar het balkon. Niet in geschil is dat betrokkene voldoet aan alle overige vereisten bij en krachtens de Wvg om in aanmerking te komen voor (een financiële tegemoetkoming in de kosten van) deze voorziening.
De Raad stelt, mede gelet op de taakstelling van de woningcorporatie in het Besluit beheer sociale huursector, voorop dat indien op grond van objectieve gegevens kan worden vastgesteld dat een sociale huurwoning die bestemd is voor een specifieke groep bewoners, zoals ouderen, op het punt van de aangevraagde voorziening onmiskenbaar niet voldoet aan de voor een dergelijke woning op grond van wettelijke voorschriften, algemeen aanvaarde regels of contractuele bepalingen geldende vereisten en bovendien zou zijn aangetoond dat bij het wel voldoen aan die vereisten de aangevraagde voorziening niet meer nodig zou zijn, die voorziening in beginsel moet worden aangemerkt als algemeen gebruikelijk in de zin van artikel 1.2, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening.
Naar het oordeel van de Raad doet die situatie zich echter in het voorliggende geval niet voor.
Uit het feit dat bij de bouw in 1995 aan de woning het “seniorenlabel” is toegekend, leidt de Raad af dat de woning destijds voldeed aan de eisen die golden voor dit keurmerk. De woning werd kennelijk in het algemeen geschikt geacht voor bewoning door ouderen. Dat de gemeente en de Woningstichting Heiloo in samenspraak hebben bepaald dat de woning uitsluitend kan worden toegewezen aan personen met een daartoe stekkende indicatie van het RIO, wijst eveneens in die richting. Betrokkene heeft de eerste jaren dat zij de woning bewoonde, geen problemen ondervonden bij het openen van de schuifpui. Gesteld noch gebleken is dat de deur van de schuifpui nadien slechter is gaan functioneren. Bij appellant zijn geen soortgelijke aanvragen van de overige bewoners van “[naam flat]” ingediend. Uit de gedingstukken blijkt evenmin dat de overige bewoners van het complex problemen ondervinden bij de bediening van de schuifpui in hun woningen. De Stichting Kennemer Wonen heeft daarover geen klachten ontvangen en appellant heeft er, in weerwil van een ambtelijk advies, geen onderzoek naar gedaan.
Appellant heeft voorts zijn stelling dat de schuifpui in de woning van betrokkene (en ook in de overige tot het complex behorende woningen) in het algemeen de krachten van een oudere te boven gaat, niet met concrete verifieerbare gegevens (onder meer over de vereiste kracht voor het openen van schuifpuien in het algemeen en/of de schuifpui waar het hier over gaat in het bijzonder) onderbouwd. De - enkele - bevinding van een ambtenaar dat de schuifdeur erg zwaar openging, is daarvoor niet toereikend.
Al deze feiten maken het onaannemelijk dat de schuifpui in de woning van betrokkene in het algemeen niet geschikt was voor gebruik door ouderen, zodat moet worden aangenomen dat de aanvraag van betrokkene verband houdt met haar specifieke lichamelijke beperkingen ten gevolge van de ernstige mate van arthrose waaraan zij lijdt. Onder deze omstandigheden kan niet staande worden gehouden dat de Stichting Kennemer Wonen uit hoofde van haar taak op het gebied van ouderenhuisvesting gehouden zou zijn een elektrische deuropener op de schuifpui van betrokkene aan te brengen.
Het beroep van appellant op de uitspraak van de Raad van 3 juli 2001 (LJN AI5993) treft geen doel. De situatie die daar aan de orde was, is niet vergelijkbaar met de onderhavige. Die uitspraak betrof niet een elektrische opener op een schuifpui in een individuele woning, maar op gemeenschappelijke toegangsdeuren in een serviceflat. Voorts waren de aanvragers mede-eigenaren en geen huurders. Aangetoond was verder dat in vrijwel alle soortgelijke complexen in de regio door en op kosten van de eigenaren in het kader van het aanpassen aan de eisen van de tijd elektrische deuropeners op gemeenschappelijke toegangsdeuren waren aangebracht.
Uit het voorgaande volgt dat appellant in strijd met artikel 1.2, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening de gevraagde voorziening heeft geweigerd. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden, moet worden bevestigd. Appellant dient bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar de gevraagde voorziening, waarvan de exacte kosten aan de Raad niet bekend zijn, toe te kennen.
De Raad ziet, gelet op het voorgaande, ten slotte aanleiding om appellant te veroordelen in de proceskosten van betrokkene, begroot op € 644,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 644,--, te betalen door gemeente Heiloo;
Bepaalt dat van de gemeente Heiloo een griffierecht van € 422,-- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en F.A.M. Stroink als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Renden als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 december 2006.