ECLI:NL:CRVB:2006:AZ5420
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het Uwv om geen WAO-uitkering toe te kennen ongegrond verklaarde. Appellant, die als nachtchauffeur werkte, was op 8 juli 2002 uitgevallen door long- en vermoeidheidsklachten. Het Uwv weigerde op 26 januari 2004 een uitkering, omdat appellant na de wettelijke wachttijd van 52 weken op 6 juli 2003 minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Appellant maakte bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de medische situatie van appellant correct had ingeschat en dat er geen noodzaak was voor nader medisch onderzoek.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat de verzekeringsartsen van het Uwv onterecht hadden geoordeeld over de belastbaarheid van appellant. De Raad benadrukte dat arbeidsongeschiktheid objectief medisch vastgesteld moet worden en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was voor twijfel aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. De Raad vond ook dat de rechtbank op juiste wijze artikel 8:86 van de Awb had toegepast, ondanks het verzoek van appellant om dit niet te doen.
De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak bevestigd moest worden en dat er geen termen aanwezig waren om artikel 8:75 van de Awb toe te passen. De uitspraak werd gedaan door K.J.S. Spaas, met J.W. Engelhart als griffier, op 19 december 2006.