ECLI:NL:CRVB:2006:AZ4259
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- M.C.M. van Laar
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAZ-uitkering en stakingswinst bij melkveehouder
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant, een zelfstandig melkveehouder, tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond. De appellant ontving een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en had in 2002 een winst uit onderneming van € 36.032. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de WAZ-uitkering van de appellant op nihil gesteld, omdat het Uwv de stakingswinst van € 89.914, behaald uit de verkoop van een melkquotum, niet buiten beschouwing had gelaten. De appellant betwistte deze beslissing en stelde dat de stakingswinst niet als inkomen moest worden aangemerkt voor de WAZ.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten vastgesteld en het standpunt van het Uwv beoordeeld. De Raad oordeelde dat de stakingswinst, die door de Belastingdienst was erkend, ten onrechte door het Uwv was aangemerkt als desinvesteringsbijtelling. De Raad benadrukte dat de stakingswinst niet meetelt als inkomen in de zin van artikel 58 van de WAZ. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, evenals het besluit van het Uwv. De Raad heeft het Uwv opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak, en heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.288,- bedragen.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste kwalificatie van stakingswinst in het kader van de WAZ en de noodzaak voor het Uwv om de fiscale status van de appellant in acht te nemen bij het vaststellen van de WAZ-uitkering.