ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3865

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/743 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.C. Schoemaker
  • B.J. van der Net
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering onverschuldigd betaalde bijstandsuitkering na verzwegen gezamenlijke huishouding

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2005, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen, die was ingegaan op 1 januari 2002. De intrekking was gebaseerd op het feit dat appellante vanaf die datum samenwoonde met M.J. [S.]. Het College had eerder op 3 februari 2003 besloten om de bijstand in te trekken en had op 11 maart 2003 de kosten van de bijstand over de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 oktober 2002, ter hoogte van € 8.631,16, teruggevorderd. Het bezwaar tegen dit besluit werd op 25 september 2003 ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 30 november 2006 geoordeeld dat de hoogte van het teruggevorderde bedrag door appellante niet is betwist. De Raad heeft geen dringende redenen gevonden om van terugvordering af te zien, zoals bedoeld in artikel 78, derde lid, van de Algemene bijstandswet (Abw). Hierdoor werd het hoger beroep van appellante afgewezen en werd de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met R.C. Schoemaker als voorzitter en B.J. van der Net en N.J. van Vulpen-Grootjans als leden. De beslissing werd in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier uitgesproken in het openbaar. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 19 oktober 2006, waarbij appellante in persoon verscheen, bijgestaan door haar advocaat, mr. G.L.D. Thomas, en het College vertegenwoordigd werd door mr. C.A.K. Denneboom.

Uitspraak

06/743 NABW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2005, 03/5003, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen, (hierna: College).
Datum uitspraak: 30 november 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. G.L.D. Thomas, advocaat te Amstelveen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2006. Appellante is in persoon verschenen, bijgestaan door
mr. Thomas voornoemd. Het College heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. C.A.K. Denneboom, werkzaam bij de gemeente Amstelveen.
II. OVERWEGINGEN
Voor een overzicht van de feiten verwijst de Raad, mede gelet op de gedingstukken, naar de aangevallen uitspraak.
Bij besluit van 3 februari 2003 heeft het College de bijstand van appellante ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) met ingang van 1 januari 2002 ingetrokken op de grond dat zij sedertdien heeft samengewoond met M.J. [S.] in de gemeente [naam gemeente]. Het bezwaar tegen dit besluit is bij besluit van 27 maart 2003 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
Bij besluit van 11 maart 2003 heeft het College de over de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 oktober 2002 gemaakte kosten van de bijstand tot een bedrag van € 8.631,16 van appellante teruggevorderd.
Bij besluit van 25 september 2003 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 11 maart 2003 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Volgens vaste rechtspraak staat, nu het besluit tot intrekking van de bijstand in rechte onaantastbaar is geworden, vast dat is voldaan aan de voorwaarden voor terugvordering op grond van artikel 81, eerste lid, van de Abw. Het College was dan ook gehouden de over de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 oktober 2002 gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. Alle in hoger beroep van de kant van appellante aangevoerde grieven, die zich met name keren tegen het besluit van
3 februari 2003, kunnen - reeds - om deze reden niet tot aantasting van het besluit tot terugvordering leiden.
De hoogte van het teruggevorderde bedrag is als zodanig door appellante niet betwist.
Van dringende redenen als bedoeld in artikel 78, derde lid, van de Abw om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien, is de Raad niet gebleken.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en B.J. van der Net en N.J. van Vulpen-Grootjans als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 november 2006.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) M. Pijper.