ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3865
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- B.J. van der Net
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde bijstandsuitkering na verzwegen gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2005, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen, die was ingegaan op 1 januari 2002. De intrekking was gebaseerd op het feit dat appellante vanaf die datum samenwoonde met M.J. [S.]. Het College had eerder op 3 februari 2003 besloten om de bijstand in te trekken en had op 11 maart 2003 de kosten van de bijstand over de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 oktober 2002, ter hoogte van € 8.631,16, teruggevorderd. Het bezwaar tegen dit besluit werd op 25 september 2003 ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 30 november 2006 geoordeeld dat de hoogte van het teruggevorderde bedrag door appellante niet is betwist. De Raad heeft geen dringende redenen gevonden om van terugvordering af te zien, zoals bedoeld in artikel 78, derde lid, van de Algemene bijstandswet (Abw). Hierdoor werd het hoger beroep van appellante afgewezen en werd de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met R.C. Schoemaker als voorzitter en B.J. van der Net en N.J. van Vulpen-Grootjans als leden. De beslissing werd in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier uitgesproken in het openbaar. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 19 oktober 2006, waarbij appellante in persoon verscheen, bijgestaan door haar advocaat, mr. G.L.D. Thomas, en het College vertegenwoordigd werd door mr. C.A.K. Denneboom.