ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3577

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/4693 WAO, 05/4201 WAO en 06/2312 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Janssen
  • M.H.A. Uri
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korting op WAO-uitkering en terugvordering door UWV

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Utrecht van 18 augustus 2003 en 25 mei 2005, betreffende de korting op zijn WAO-uitkering en de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 november 2006 uitspraak gedaan. De Raad overweegt dat het Uwv bij besluit van 1 mei 2003 de aflossingscapaciteit van appellant heeft vastgesteld en € 412,85 van de lopende uitkering heeft gereserveerd voor verrekening van de ten onrechte verstrekte uitkering. Het bezwaar van appellant tegen eerdere besluiten is deels gegrond verklaard, maar het bezwaar tegen het besluit van 1 mei 2003 is ongegrond verklaard. De Raad stelt vast dat het Uwv met het besluit van 6 januari 2006 volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant, waardoor hij geen inhoudelijk belang meer heeft bij een verdere behandeling van het hoger beroep. De Raad verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,-, inclusief griffierecht van € 219,-. De uitspraak is gedaan door J. Janssen, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier.

Uitspraak

03/4693 WAO, 05/4201 WAO en 06/2312 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraken van de rechtbank Utrecht van 18 augustus 2003 en 25 mei 2005, 02/2015 en 04/1993 (hierna: aangevallen uitspraken),
in de gedingen tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv.)
Datum uitspraak: 24 november 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraken.
Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.
Elk der partijen heeft, desgevraagd, schriftelijk toestemming verleend voor afdoening buiten zitting.
II. OVERWEGINGEN
03/4693 WAO
Bij besluit van 29 maart 2002 heeft het Uwv op appellants uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), over de periode 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 een korting toegepast in verband met inkomsten uit arbeid.
Bij besluit van 4 april 2002 heeft het Uwv de over de periode 1 januari 1999 tot en met
31 december 1999 onverschuldigd betaalde WAO-uitkering (€ 4.251,28) teruggevorderd.
Het Uwv heeft bij besluit van 28 augustus 2002 het bezwaar van appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
De rechtbank Utrecht heeft bij uitspraak van 18 augustus 2003 het beroep van appellant ongegrond verklaard.
05/4201 WAO
Bij besluit van 31 maart 2003 heeft het Uwv op appellants uitkering ingevolge de WAO over de periode 1 januari 2000 tot en met 31 december 2002 en vanaf 1 januari 2003 een korting toegepast in verband met inkomsten uit arbeid.
Bij besluit van 3 april 2003 heeft het Uwv de over de periode 1 januari 2000 tot en met
31 maart 2003 onverschuldigd betaalde WAO-uitkering (€ 15.593,78) teruggevorderd.
Bij besluit van 1 mei 2003 heeft het Uwv de aflossingscapaciteit van appellant vastgesteld en bepaald dat € 412,85 van de lopende uitkering zal worden gebruikt ter verrekening van de ten onrechte verstrekte uitkering.
Bij besluit van 18 juni 2004 heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen de besluiten van 31 maart 2003, 3 april 2003 en 1 mei 2003 ongegrond verklaard.
De rechtbank Utrecht heeft bij uitspraak van 25 mei 2005 het beroep gegrond verklaard en het besluit van 18 juni 2004 vernietigd.
Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 6 januari 2006 het bezwaar van appellant tegen de besluiten van 29 maart 2002 en 4 april 2002 (dossier 03/4693), alsmede de bezwaren tegen de besluiten van 31 maart 2003 en 3 april 2003 (dossier 05/4201) gegrond verklaard. Het bezwaar tegen het besluit van 1 mei 2003 is bij besluit van 6 januari 2006 ongegrond verklaard.
De Raad overweegt in de eerste plaats dat het geding in hoger beroep zich mede uitstrekt tot het, ter uitvoering van de aangevallen uitspraak van 25 mei 2005 genomen, besluit van 6 januari 2006.
Bij brief van 18 mei 2006 heeft appellant aan de Raad medegedeeld dat hij zich refereert aan de inhoud van het besluit van 6 januari 2006. Appellant heeft aan de Raad verzocht om een beslissing te nemen te aanzien van de proceskosten.
De Raad stelt vast dat het Uwv met het besluit van 6 januari 2006 geheel tegemoet is gekomen aan appellants bezwaren, zodat appellant geen inhoudelijk belang meer heeft bij een inhoudelijke bespreking van, en beslissing op, het hoger beroep. Derhalve dient het hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van 18 augustus 2003 en 25 mei 2005
niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in appellants proceskosten in beroep en hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in beroep (voor de uitspraak van
18 augustus 2003) en € 644,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep tegen de uitspraken van 18 augustus 2003 en 25 mei 2005 niet-ontvankelijk;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep tot een bedrag van in totaal
€ 966,-;
Bepaalt dat het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het griffierecht van in totaal € 219,- dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 november 2006.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.H.A. Uri.