Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit op bezwaar van 11 oktober 2005 ongegrond verklaard. Bij haar uitspraak, waarin appellante is aangeduid als eiseres en het Uwv als verweerder, heeft zij daartoe het volgende overwogen:
"Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) doet de werkgever, met inachtneming van door de minister daaromtrent te stellen regels, opgave van het door de werknemer genoten loon aan het Uwv. Artikel 13, derde lid, van het op voornoemde bepaling gebaseerde Loonadministratiebesluit bepaalt dat de werkgever verplicht is aan het Uwv uit eigen beweging mededeling te doen van elke verandering in de loonsom gedurende het premiebetalingtijdvak, welke er toe leidt dat het feitelijk verloonde bedrag meer dan 5%, doch ten minste een bedrag van € 2.269,-- hoger is dan het loonbedrag waarop de voorschotnota is gebaseerd. Deze mededeling dient te geschieden binnen drie maanden na bedoelde verandering.
Artikel 12, tweede lid, van de CSV bepaalt voorts dat indien de werkgever niet, niet juist of niet volledig aan een op grond van artikel 10, tweede lid, geldende verplichting voldoet het Uwv hem een boete oplegt. Ingevolge het derde lid van deze bepaling bedraagt deze boete, indien sprake is van opzet of grove schuld van de werkgever, ten hoogste 100% van het verschuldigde of het alsnog verschuldigde bedrag aan premie of voorschotpremie.
Ingevolge artikel 4 van het Boetebesluit werkgevers Coördinatiewet Sociale Verzekering (Boetebesluit) legt het Uwv aan de werkgever bij een vergrijp een boete op van 25 % van het verschuldigde of het alsnog verschuldigde bedrag aan premie of voorschotpremie op. Artikel 5, eerste lid, van het Boetebesluit bepaalt dat wanneer binnen vijf jaar sedert het einde van het kalenderjaar waarin op grond van de CSV een boete is opgelegd wederom een verzuim of een vergrijp wordt gepleegd, de boete terzake van dat verzuim of vergrijp verhoogd met 50%. Voorts wordt de boete ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Boetebesluit verhoogd of verlaagd indien de ernst van de gedraging, de mate waarin de werkgever de gedraging verweten kan worden of de omstandigheden waarin de werkgever verkeert daartoe aanleiding geeft. Een en ander is nader uitgewerkt in het Besluit toepassing bestuurlijke boeten Coördinatiewet Sociale Verzekering 2002 (Toepassingsbesluit).
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres op 12 augustus 2002 een loonsomwijzi-ging heeft doorgegeven. Naar het oordeel van verweerder was deze wijziging echter niet voldoende. Volgens deze wijziging zou het totaal aan premieloon voor 2002 € 6.370.000,-- gaan bedragen. Daarop is de voorschotnota aangepast. Bij de eindafrekening bedroeg het premieloon echter € 7.522.124,--. Dit is een verschil van € 1 .152.124,--, hetgeen ruim 18% méér is dan het totaalbedrag waarop de laatste voorschotnota was gebaseerd. Het verweer van eiseres, inhoudende dat zij met de door haar op 12 augustus 2002 doorgegeven wijziging genoegzaam aan haar loonopgaveverplichting heeft voldaan, kan derhalve niet slagen.
Ten aanzien van het verweer, inhoudende dat eiseres hooguit kan worden verweten dat zij in verzuim is geweest heeft verweerder overwogen dat - anders dan bij het niet tijdig indienen van de jaaropgaven - een werkgever in het kader van de 5%-regeling wèl in staat is om direct te zien of de door hem ingeschakelde derden zich voor wat betreft de loonopgaveverplichting van hun taak hebben gekweten. De nalatigheid had eiseres zelf kunnen constateren. Ook nu eiseres twee keer eerder hiervoor een boete had gekregen had eiseres, zo overweegt verweerder, op naleving van deze regel beter moeten letten. Verweerder heeft onder de gegeven omstandigheden geen termen aanwezig geacht om de overtreding ànders dan als een vergrijp aan te merken en/of de boete op een lager bedrag vast te stellen.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van het Toepassingsbesluit wordt opzet of grove schuld bij overtreding van de 5%-regeling aangenomen indien de werkgever in de vijf jaren voorafgaand aan de overtreding reeds twee of meerdere bestuurlijke boeten heeft opgelegd gekregen ter zake van het niet nakomen van de 5%-regeling. Op 27 maart 2002 is over 2000 een boete opgelegd van € 453,78. Op 26 september 2003 is over 2001 een boete opgelegd van € 638,97. Tegen deze besluiten is geen bezwaar gemaakt. Verder heeft verweerder in de overwegingen betrokken dat op 12 november 1999 aan eiseres een beslissing verzuimregistratie is toegezonden met betrekking tot het jaar 1998.
De rechtbank acht het standpunt van verweerder onjuist noch onredelijk. Ook al worden de werkzaamheden aan een derde uitbesteed, eiseres blijft verantwoordelijk voor het tijdig voldoen aan de loonopgaveverplichting. Met name de twee eerdere beboete overtredingen hadden voor eiseres aanleiding moeten vormen om tot hardere afspraken te komen met SDB teneinde nauwlettender toe te zien op de nakoming van wettelijke verplichtingen, temeer nu eiseres op de hoogte was - althans kon zijn - van de regelgeving en het beleid ten aanzien van beboeting van overtreding van de 5%-regeling en daarmede ook van de consequenties die een derde incident binnen een periode van vijf jaren zou hebben voor de hoogte van het boetebedrag.".