ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3466
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag op basis van ingezetenschap en sociale binding
In deze zaak gaat het om de weigering van kinderbijslag aan appellant door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op basis van het feit dat hij niet als ingezetene wordt aangemerkt. Appellant, die gehuwd is en twee dochters heeft die in Indonesië verblijven, ontving eerder kinderbijslag. De Svb beëindigde zijn recht op kinderbijslag met ingang van het eerste kwartaal van 2004, omdat appellant niet meer als ingezetene werd beschouwd. Na bezwaar werd vastgesteld dat appellant wel recht had op kinderbijslag voor het tweede kwartaal van 2004, maar niet voor het eerste en derde kwartaal. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze beslissing ongegrond.
In hoger beroep is de Centrale Raad van Beroep aan de orde of de Svb terecht heeft gesteld dat appellant geen recht heeft op kinderbijslag voor het eerste en derde kwartaal van 2004. De Raad overweegt dat appellant op de peildata van deze kwartalen niet aan de loonbelasting was onderworpen voor in Nederland verrichte arbeid. Volgens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) is een ingezetene iemand die in Nederland woont. De Raad benadrukt dat de beoordeling van waar iemand woont, afhankelijk is van sociale, economische en juridische binding met Nederland.
Appellant heeft de Nederlandse nationaliteit en werkt voor een in Nederland gevestigde werkgever, maar verblijft voor langere tijd in Indonesië. De Raad concludeert dat er voldoende economische en juridische binding met Nederland aanwezig is, ondanks het verblijf van zijn gezin in Indonesië. De Svb heeft ten onrechte aangenomen dat het verblijf van appellant in Indonesië uitsluitend door zijn gezin werd ingegeven. De Raad oordeelt dat de Svb niet zorgvuldig genoeg heeft onderzocht of de sociale binding van appellant met Nederland is blijven bestaan of is verplaatst naar Indonesië.
De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en het besluit van de Svb, en bepaalt dat de Svb een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de Svb veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan appellant.