ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3013

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-7205 AOR
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
  • H.R. Geerling-Brouwer
  • R. Kooper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herkeuring na de leeftijd van 65 jaar in het kader van de Algemene Oorlogsongevallenregeling

In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Commissie Algemene Oorlogsongevallen Regeling (verweerster) van 10 november 2005, waarbij zijn verzoek om een invaliditeitsuitkering werd afgewezen. Appellant, geboren in 1936 in het voormalige Nederlands-Indië, had eerder al een erkenning van zijn psychische klachten als oorlogsletsel gekregen, maar verweerster weigerde hem een uitkering omdat hij niet geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt werd geacht. De Centrale Raad van Beroep heeft in eerdere uitspraken al aangegeven dat verweerster niet voldoende had onderbouwd welke arbeid passend zou zijn voor appellant.

Tijdens de zitting op 27 september 2006 was appellant niet aanwezig, maar verweerster werd vertegenwoordigd door haar secretaris en een advocaat. De Raad overweegt dat verweerster geen verzoek om herkeuring na de leeftijd van 65 jaar aan een volledige medische beoordeling onderwerpt, omdat men veronderstelt dat na deze leeftijd vaak geen sprake meer is van afname van arbeidsgeschiktheid. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin werd gesteld dat het niet onredelijk is om geen uitkering toe te kennen als de invaliditeit pas na de 65-jarige leeftijd is ontstaan.

De Raad concludeert dat de uitgangspunten die gelden voor eerste aanvragen ook van toepassing zijn op verzoeken om herkeuring. Dit betekent dat verweerster bij een verzoek om herkeuring, dat na de 65-jarige en vóór de 70-jarige leeftijd is ingediend, moet beoordelen of er sprake is van een toename van arbeidsongeschiktheid sinds de eerdere keuring. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit van verweerster onvoldoende gemotiveerd is en vernietigt dit besluit. Verweerster moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak en moet het griffierecht aan appellant vergoeden.

Uitspraak

05/7205 AOR
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant] (hierna: appellant),
en
de Commissie Algemene Oorlogsongevallen Regeling, (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 8 november 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het door verweerster ten aanzien van hem genomen besluit van 10 november 2005, kenmerk 7559/CAOR, ter uitvoering van de Algemene oorlogsongevallenregeling, hierna: AOR.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaats gevonden op 27 september 2006. Aldaar is appellant niet verschenen en heeft verweerster zich doen vertegenwoordigen door haar secretaris mr. L.H.G. Belleflamme en door mr. R.L.M.J. Gielen.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 29 augustus 2003 heeft verweerster de psychische klachten van appellant, die is geboren in 1936 in het voormalige Nederlands-Indië, aangemerkt als oorlogsletsel in de zin van de AOR en aan hem vrije geneeskundige behandeling van dit oorlogsletsel toegekend. Bij genoemd besluit heeft verweerster appellant evenwel niet in aanmerking gebracht voor een invaliditeitsuitkering ingevolge de AOR, omdat het aanvaarde oorlogsletsel niet heeft geleid tot gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid tot het verrichten van passende arbeid. Bij uitspraak van deze Raad van 29 december 2003, kenmerk 02/2419 AOR en 02/4800 AOR is laatstgenoemd besluit vernietigd op de grond dat noch uit het bestreden besluit, noch uit de onderliggende stukken naar voren komt welke arbeid verweerster als passend voor appellant aanmerkt.
Bij besluit van 5 maart 2004 heeft verweerster uitvoering gegeven aan deze uitspraak en aan appellant andermaal een invaliditeitsuitkering geweigerd, nu op grond van de overweging dat appellant niet geheel of gedeeltelijk ongeschikt is tot het verrichten van passende arbeid, waaronder wordt verstaan werkzaamheden die in aard vergelijkbaar zijn met het laatstelijk door appellant uitgeoefende beroep van elektromonteur. Met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft deze Raad bij uitspraak van 28 april 2005, kenmerk 04/5565 AOR, het door appellant ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de voor het instellen van beroep geldende termijn. Het door appellant ingediende verzet tegen deze uitspraak is niet-ontvankelijk verklaard bij uitspraak van 13 oktober 2005.
Een schrijven van appellant van 20 juni 2004 is op verzoek van appellant door verweerster aangemerkt als een verzoek om herziening van verweersters besluit van
5 maart 2004. Dit verzoek heeft geleid tot verweersters besluit van 19 juli 2005 en na gemaakt bezwaar tot het thans bestreden besluit, waarbij het verzoek is afgewezen op grond van de door verweerster gehanteerde beleidsregel, dat bij AOR-gerechtigden die ouder zijn dan 65 jaar geen sprake meer kan zijn van verder verloren gegane verdien-capaciteit ten gevolge van toegenomen arbeidsongeschiktheid, om welke reden verweerster geen herkeuringen meer laat plaats vinden van AOR-gerechtigden die ouder zijn dan 65 jaar.
Appellant kan zich met het bestreden besluit niet verenigen.
De Raad overweegt als volgt.
Het door appellant ingediende verzoek om herziening van verweersters besluit van
5 maart 2004 is door verweerster ten onrechte opgevat als een verzoek om herkeuring. Hoewel niet uitgesloten kan worden dat in het kader van een verzoek om herziening medische herkeuring dient plaats te vinden, is gelet op het bepaalde in artikel 42 van de AOR en meer in het bijzonder op het bepaalde in artikel 4:6 van de Awb bij een verzoek om herziening primair de vraag aan de orde of sprake is van nieuwe feiten of omstan-digheden, die verweerster ten tijde van haar eerdere besluit niet bekend waren en dat besluit in een zodanig nieuw licht plaatsen dat verweerster daarin aanleiding had moeten vinden dat besluit te herzien. Het bestreden besluit bevat geen op deze omstandigheden toegespitste beoordeling van verweerster en ontbeert daarom een draagkrachtige motivering. Het bestreden besluit komt om die reden voor vernietiging in aanmerking.
De Raad acht het om redenen van efficiëntie geraden om ten overvloede aan te geven op welke wijze verweerster had dienen te handelen in het geval er wel sprake was geweest van een verzoek om herkeuring van de zijde van appellant.
Naar van de zijde van verweerster ter zitting van de Raad is uiteengezet, ziet verweerster geen aanleiding om een verzoek om herkeuring gedaan na de leeftijd van 65 jaar aan een volledige medische beoordeling te onderwerpen, nu van afname van de arbeidsgeschikt-heid na die leeftijd veelal geen sprake meer zal zijn.
In dit verband verwijst de Raad naar zijn uitspraken van heden, onder meer in het geding met nummer 05/5495 AOR, waarin de Raad heeft uitgesproken dat het niet van een onredelijke of onjuiste uitleg en toepassing van de AOR getuigt om een invaliditeits-uitkering ingevolge de AOR niet meer toe te kennen indien de aan het oorlogsletsel toe te schrijven invaliditeit eerst is ontstaan op een tijdstip waarop van deelname aan het arbeidsleven duidelijk geen sprake meer is, in welk kader de Raad het niet onredelijk heeft geacht dat verweerster een leeftijdsgrens van 70 jaar hanteert, behoudens wanneer blijkt van een ook na die leeftijd nog bestaande deelname aan het arbeidsproces of van het aangewezen zijn op inkomsten uit arbeid. De Raad heeft zich in genoemde uitspraken voorts niet kunnen vinden in verweersters tevens ingenomen standpunt dat als peilmoment slechts kan worden gehanteerd de datum van de aanvraag en niet tevens wordt gezien naar een mogelijk eerder peilmoment waarop de gevolgen van het oorlogsletsel, met daarmee te compenseren gevolgen, tot uiting zijn gekomen.
Voorgaande uitgangspunten die dienen te gelden bij eerste aanvragen ingevolge de AOR moeten naar het oordeel van de Raad tevens worden toegepast bij verzoeken om herkeuring. Dit leidt er toe dat verweerster ook bij een verzoek om herkeuring dat, zoals hier, is ingediend ná de 65-jarige en vóór de 70-jarige leeftijd steeds in volle omvang beoordeelt of sprake is van een sedert de eerdere keuring ingetreden toename van de door het oorlogsletsel veroorzaakte arbeidsongeschiktheid.
Van proceskosten die op de voet van artikel 8:75 van de Awb voor vergoeding in aanmerking komen is de Raad niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het bestreden besluit;
Verstaat dat verweerster een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
Bepaalt dat verweerster aan appellant het door hem betaalde griffierecht van € 35,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G.L.M.J. Stevens als voorzitter en H.R. Geerling-Brouwer en R. Kooper als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 november 2006.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) J.P. Schieveen.
HD
11.1